Ode aan de coffeeshops

Ondanks dat zij niet meer uit het Amsterdamse straatbeeld weg te denken zijn worden coffeeshops nog steeds door politiek, publiek en pers met de nodige scepsis bekeken. Het landelijke beleid is er nog steeds op gericht het aantal coffeeshops terug te dringen terwijl het Nederlandse softdrugsbeleid juist met een voldoende aantal coffeeshops en een evenwichtige spreiding over de provincies gediend zou zijn. Ook de Amsterdamse overheid voert een weinig coherent beleid van deelraden met relatief veel coffeeshops die daar vanaf willen terwijl in grote delen van de stad zoals Osdorp, Slotervaart en de Bijlmermeer geen coffeeshops zijn, juist wijken met veel (drugs)overlast op straat en een multiculturele samenstelling van de bevolking waar coffeeshops, naast cafés een belangrijke sociale functie zouden kunnen vervullen. Nu Amsterdam mee wil doen in de vaart der volken naar ‘vijf sterren toerisme’ moeten nu ook veel coffeeshops in de binnenstad dicht terwijl zij ieder jaar miljoenen toeristen ontvangen. Die variëren van lowbudget toeristen tot geslaagde zakenlui uit alle delen van de wereld, die nog jaren zoete herinneringen ophalen over de tolerante sfeer van Amsterdam waar je in een prettige sfeer een jointje kunt roken zonder angst gearresteerd te worden.

Nederland is het enige land in de wereld waar de verkoop en het gebruik van cannabis niet gecriminaliseerd zijn met alle voordelen van dien, zoals minder volle gevangenissen (de USA heeft als uitvloeisel van de War On Drug meer dan 2,2 miljoen gevangenen, waarvan ± 60% voor cannabis).

In de internationale ontwikkeling naar een multiculturele samenleving is Nederland het enige land dat met coffeeshops in kan spelen op de behoefte van uiteenlopende groepen allochtone en autochtone bewoners die om welke reden dan ook zich niet of niet alleen aangetrokken voelen tot alcohol. Het is dan ook niet toevallig dat de coffeeshops de afgelopen decennia net zo ingeburgerd zijn geraakt als cafés.

Het is opmerkelijk dat in de discussie over de verworvenheden van het Nederlandse drugsbeleid de coffeeshop als ontmoetingsplek voor allochtone en autochtone Nederlanders niet genoemd wordt. Daardoor is de kans op het ontstaan van raciale onlusten zoals in de Franse, Belgische en Duitse voorsteden in Nederland veel kleiner.

In dat licht zou de overheid er goed aan doen de leeftijdsgrens voor het bezoeken van coffeeshops weer naar 16 jaar te verlagen. Nu zijn veel jongeren, vooral uit de risicogroepen aangewezen op de straat, op blowen in portieken, met meer kans op overlast, kleine criminaliteit en om in aanraking te komen met straatdealers van harddrugs. In een coffeeshop is dit laatste zo goed als uitgesloten.

In tegenstelling tot allerlei berichten tonen onderzoeken en gegevens van politie/justitie aan dat coffeeshops zich niet inlaten met de handel in harddrugs. Een coffeeshop die zich hier wel schuldig aan maakt zal snel merken dat de vaste bezoekers wegblijven omdat die geen behoefte hebben aan de gespannen en opgefokte sfeer die meestal rond de verkoop van harddrugs hangt.

De coffeeshop blijkt een effectief instrument te zijn om het scheidingsbeleid tussen hard- en softdrugs te realiseren. Aangezien coffeeshops over de horeca- en over de cannabisomzet belasting moeten afdragen heeft de overheid een redelijk beeld van deze branche, waardoor ongewenste ontwikkelingen, zoals verwevenheid van coffeeshops met de georganiseerde drugsmisdaad, voorkomen kunnen worden.

Ook vanuit gezondheidsoptiek spelen coffeeshops een belangrijke rol. Door het openlijke karakter van coffeeshops speelt, net zoals in cafés, de sociale controle tussen de bezoekers een belangrijke rol in het beperken van problematisch gebruik. De onderlinge concurrentie zorgt ervoor dat coffeeshops geen inferieure of versneden producten verkopen, een probleem dat zich bij andere illegale drugs wel voordoet.

De overheid zou er goed aan doen op dit concurrentieprincipe in te spelen met een evenwichtig spreidingsbeleid van coffeeshops over de provincies en in Amsterdam over de stadsdelen. De huidige situatie, waarbij meer dan 80% van de gemeentes coffeeshops weigeren zorgt voor een aantal ongewenste bijverschijnselen in die delen van Nederland met weinig of geen coffeeshops zoals onnodig veel kwekerijen van nederwiet en illegale verkooppunten van cannabis met het risico dat daar ook harddrugs verkocht worden. Door de slechte spreiding hebben de coffeeshops in de grensstreek het niet alleen druk met de aanloop van consumenten uit de buurlanden maar ook van gebruikers uit het midden van Nederland waar nauwelijks coffeeshops zijn. Het bizarre is dat de negatieve gevolgen van de slechte spreiding toegeschreven worden aan de coffeeshops met als resultaat een negatief imago van deze branche. Dat wordt nog versterkt doordat coffeeshops ook vaak verantwoordelijk gesteld worden voor straatoverlast van hangjongeren, zwervers en verslaafden. Uit allerlei onderzoek blijkt steeds weer dat deze overlast niets van doen heeft met coffeeshops.

Het politiek en publiek zeer gevoelige coffeeshopbeleid zorgt ervoor dat de  politie de regels en voorwaarden, waaraan coffeeshops moeten voldoen, intensief controleert. Het is in het belang van het voorbestaan van coffeeshops om zich aan de regels te houden en overlast te voorkomen. Uit bovenstaand overzicht wordt het nut van het bestaan van coffeeshops duidelijk. Coffeeshops zijn uitgegroeid tot het tweede doordeweekse uitgaanscircuit, na cafés, waar in een prettige sfeer cannabis aangeschaft en gerookt kan worden. Zowel de landelijke als de Amsterdamse overheid zouden op basis van deze constatering het coffeeshopbeleid verder uit moeten bouwen.

Mei 2008