Van alle AHOJG-gedoogcriteria voor coffeeshops raakt die van de H ( van Harddrugs) de kern van de in 1976 ingevoerde wet van het scheiden van verkoop en gebruik van harddrugs met die van softdrugs. Voldoende aanleiding voor een nadere beschouwing of deze wet aan zijn verwachtingen heeft voldaan.
Op mijn oproep van verleden week of er data voor handen is dat coffeeshops sinds 1976 zich schuldig hebben gemaakt aan gecombineerd verkoop van soft- en harddrugs gaven alle reacties aan dat daar, op incidentele gevallen na, geen sprake van is. En ook mijn archief van 45 jaar werk in de wereld van drug en druggebruik leverde ook geen gegevens op van het door coffeeshops overtreden van het H-gedoogcriterium. Het is opmerkelijk dat dit zeer positieve resultaat van een al relatief oude wet niet tot nauwelijks in welke evaluatie van het coffeeshopbeleid naar voren komt. En ook in alle publieke en politieke debatten over het cannabis- en coffeeshopbeleid krijgt dit resultaat nauwelijks aandacht. Een wet wat zo goed uitpakt zou toch de aandacht mogen krijgen die het verdient? Niet alleen geschiedskundig maar ook als leidraad voor het verder ontwikkelen van het Nederlandse softdrugs- en coffeeshopbeleid.
Het positieve resultaat van de wet uit 1976 bevestigt mijn visie dat coffeeshops van “natura” instrumenten zijn waar aanschaf en consumptie beperkt blijft tot cannabis. In mijn rapport uit 1994 van een onderzoek naar de sociale functies van 115 Amsterdamse coffeeshops kwam dit al naar voren van bijvoorbeeld dat de vaste bezoekers al eerder dan de politie hun beklag uiten als de coffeeshop zich inlaat met de verkoop van andere drugs dan cannabis. Dit corrigerend mechanisme van “binnenuit” treedt ook in werking als bezoekers onder invloed van harddrugs of alcohol binnen komen wat de sfeer zo beinvloed dat of het personeel corrigerend optreed of dat de andere bezoekers het personeel hierom verzoeken. Binnen coffeeshops bepaalt het middel cannabis de sfeer beginnend bij de communicatie bij de koop tot de rituelen rond het gebruik met daarbij nog de taal, de geur waar elk ander middel met op zich zijn eigen riten in aanschaf en gebruik haaks op staan, dus opvalt als dat zich in een coffeeshop voordoet. Deze scheidslijn tussen middelen ligt in een coffeeshop veel scherper als in een cafe waar de verschillen aan rituelen tussen die van alcohol en andere middelen minder scherp liggen. Zo is het snuiven van een lijntje coke in ( bepaalde soorten) cafe,s een onmiskenbaar fenomeen wat zich niet afspeelt in coffeeshops
En nu ik zo aan het schrijven ben komen er nog veel meer gedachtes boven wat onderbouwt dat coffeeshops effectieve instrumenten zijn van het scheiden der drugsmarkten waar het bij de wet uit 1976 om draaide. Kortom dit bericht krijgt nog een vervolg!!
August
Ps Ter aanvulling op bovenstaande aan incidentele gevallen betreft dit inclusief dat de overtreding van het H- criterium betrekking had op het vinden van een klein portie harddrugs bij een lid van het personeel van een coffeeshop, Uiteraard iets wat niet mag gebeuren maar verre staat van waar het bij de wet op het scheiden der drugsmarkten om te doen is!