Categoriearchief: Geschiedenis van drugsbeleid
30 jaar DIMS – de geschiedenis van het testen van drugs
Drugs testen door de jaren heen
Op deze pagina nemen we u mee door de geschiedenis van het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS). Dat is een uniek systeem en bovendien een van de oudste drugstestsystemen wereldwijd. Vanwege het 30-jarig bestaan van het DIMS in 2022 vertellen we aan de hand van diverse mijpalen hoe het DIMS door de jaren heen veranderde.
Voor het DIMS: de jaren 70 en 80
Het testen van drugs in Nederland kent een lange voorgeschiedenis. Een belangrijke mijlpaal daarin was de start van het testen van cannabis begin jaren 70.
Koos Zwart en Eric Fromberg waren hierin pioniers. Zij verzamelden de cannabis via een landelijk netwerk. De testresultaten, plus voorlichting over veilig gebruik, werden wekelijks via een populair radioprogramma op zaterdagmiddag verspreid. Dit unieke project is van grote invloed geweest op het Nederlandse drugsbeleid.
De analyses werden uitgevoerd door professor van der Kamp en zijn medewerker Jan Filedt-Kok van het apothekerslaboratorium van het Wilhelmina Gasthuis ziekenhuis (het latere AMC).
Rond 1972/1973 werd er gestart met het testen van heroïne. Het drugsteam van Stichting Streetcornerwork Amsterdam – met August de Loor als voorman – zorgde voor de drugsmonsters. Dit initiatief beperkte zich uiteindelijk niet alleen tot heroïne. Ook andere drugs werden getest. Tegelijkertijd werd er ook aan preventie en voorlichting gedaan. Bovendien kon men waarschuwen voor vervuilde drugs als daar aanleiding toe was en werden berichten over drugs en drugsgebruik genuanceerd en geduid.
In 1986 startte Stichting Adviesburo Drugs een dagelijks spreekuur voor gebruikers van diverse drugs. Signalen over vervuilde drugs die via dit spreekuur binnen kwamen, benadrukten volgens August de Loor de noodzaak van het testen van drugs.
Een nieuwe drugs in tabletvorm: xtc
In 1987 gebeurde er iets opmerkelijks: voor het eerst diende zich in Nederland een nieuwe drugstrend aan in de vorm van een pil, xtc. Xtc werd razendsnel populair, maar in 1988 werd de werkzame stof xtc op lijst I van de Opiumwet geplaatst en ontstonden er zorgen over een toename in vervuilde xtc-pillen.
Om de aanwezigheid van vervuilingen snel te detecteren werd toen de tabletsneltestdetermineermethode bedacht. Op die manier kon het Adviesburo de consumenten op een effectieve manier waarschuwen. In samenwerking met het AMC werd een geheel nieuw systeem opgezet waarmee elk weekend de lijst met geteste xtc-pillen geactualiseerd kon worden. Daardoor werd het mogelijk om een breder publiek voor te lichten over de samenstelling van hun xtc-pillen.
In 1989 werd de Safe House Campagne opgezet in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Op die manier kon niet alleen getest worden op het dagelijks spreekuur van het Adviesburo Drugs, maar ook op grootschalige feesten in het land.
Voor meer informatie over de Safe House Campagne en de Stichting Adviesburo Drugs: August de Loor | Stichting Adviesburo Drugs
1992: de oprichting van het DIMS
De daarop volgende jaren werd er steeds vaker op feesten getest in het hele land.Dat kwam onder meer door de interesse van Erik Fromberg (die toen medewerker was bij het NIAD, de voorloper van het huidige Trimbos-instituut). In samenwerking met Stichting Adviesburo Drugs werd begin jaren 90 een plan gemaakt om de instellingen voor verslavingszorg in Nederland mee te krijgen. Het idee was om ook lokaal drugsspreekuren te houden. Daarnaast werden preventiewerkers verplicht om stage te lopen binnen de Safe House Campagne. In 1992 werden alle lokale initiatieven bij elkaar gebundeld en ondergebracht bij wat nu het Trimbos-instituut is: het DIMS als landelijke monitor.
Bij de oprichting van het DIMS werden 30 jaar geleden de volgende doelen gesteld:
- Het verzamelen van informatie over de actuele ontwikkelingen op de drugsmarkt en de trend daarin periodiek rapporteren.
- Deze informatie gebruiken voor preventie- en voorlichtingsactiviteiten ten behoeve van (aspirant)gebruikers.
- De reacties van (aspirant)gebruikers op het voor hun ontwikkelde voorlichtingsmateriaal gebruiken als basis voor het ontwikkelen van nieuw materiaal.
Andere essentiële functies van het DIMS die voortvloeiden uit het testen van drugs waren:
- Het beschermen van consumenten voor vervuilde middelen
- Het via de consument terugdringen van het aanbod van vervuilde drugs.
Trimbos-instituut
Het beheer van het DIMS kwam te liggen bij het Trimbos-instituut met Erik Fromberg als eerste projectleider. Vanaf dat moment leverden instellingen van verslavingszorg structureel drugsmonsters die gebruikers bij hen inleverden. Ook werden de drugsmonsters – die via het Adviesburo Drugs en de Safe House Campagne verzameld werden – geanalyseerd. Daarnaast verschenen er rapportages over de ontwikkelingen op de drugsmarkt en de – op dat moment aanwezige – vervuilingen.
De xtc-crisis
In 1997 was de eerste grote xtc-crisis: er was een tekort aan grondstoffen voor MDMA, de werkzame stof in xtc. Dit zorgde er voor dat andere stoffen als vervuiling opdoken. Een van deze stoffen was atropine. Dit zorgde voor veel gezondheidsincidenten, en de eerste grote landelijke Red Alert werd een feit.
Voor de Red Alert was een strategie afgesproken met alle DIMS-deelnemers. Toch ontstonden er interne problemen over hoe te waarschuwen over de situatie. Dit escaleerde tot de landelijke media.
De inmenging vanuit de hoek van justitie en de interne problemen binnen het project zorgden ervoor dat het DIMS-project bij de landelijke politiek op de radar kwam. In 1998 werden onder meer de begeleidings- en projectcommissie opgericht. Er was vaak overleg tussen de deelnemers onderling én met het ministerie van VWS, als opdrachtgever. Onder leiding van Inge Spruit, programmahoofd Epidemiologie van het Trimbos-instituut, én toenmalig minister Els Borst werden er een aantal onderzoeken gedaan naar xtc en het testen van drugs. In 1999 werd bij een bespreking in de Tweede Kamer besloten dat het DIMS door mocht gaan, maar alleen als monitor én als men dit via strikte protocollen deed. Onder leiding van Raymond Niesink stelde het DIMS deze protocollen op.
Klik op de afbeelding voor een vergrote versie.
Na het millenium
Vanaf 1999 (en officieel 2002: toen werd een motie aangenomen om het testen op feesten te verbieden) werd er niet meer getest op de dansvloer, maar alleen nog op kantoor. Bovendien kwamen er in 2002 werkafspraken met het Openbaar Ministerie (OM) om de spanningsverhouding tussn bescherming van de volksgezondheid en misdaadbestrijding beter hanteerbaar te maken. De voorwaarden die toen werden opgesteld zijn nog steeds van kracht.
DIMS als monitor
De kracht van het DIMS is dat het een netwerk is van samenwerkende partners: denk aan gemeentes, politie en medische diensten. Niet alleen regionaal, maar ook landelijk. Landelijke data worden geaggregeerd gedeeld met de deelnemende instanties en vormen een belangrijk onderdeel van de Nationale Drug Monitor.
Ook deelt het DIMS informatie met beleidsmakers en het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM). De informatie wordt ook gebruikt om preventiebeleid op te maken. Het Trimbos-instituut rapporteert als focal point aan het EMCDDA. Dat betekent dat het DIMS gesignaleerde trends en ontwikkelingen Europees deelt via het EMCDDA en het EU Early Warning System. In 2009 werd de Monitor Drugsincidenten (MDI) opgericht om druggerelateerde incidenten te monitoren. Het DIMS en de MDI werken sindsdien nauw samen.
Hoe de Olympische Spelen een rol speelde in de xtc-crisis
In 2009 was er wederom sprake van een grote xtc-crisis. Vermoedelijk doordat – in aanloop naar de Olympische Spelen in China van 2008 – veel strenger werd opgetreden tegen de productie en export van diverse chemicaliën, waaronder grondstoffen voor de productie van MDMA. Tijdens deze crisis boden producenten verschillende stoffen ter vervanging aan. Een daarvan was mCPP. Dat middel zorgde voor lichte hallucinaties en vaak ook misselijkheid en hoofdpijn. Een ander was mefedron (4-MMC). In de jaren daarna werden herhaaldelijk van dit soort nieuwe stoffen op de markt gevonden die nog niet op de lijsten van de Opiumwet stonden. Deze stoffen worden Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS) genoemd. Om bij te houden hoeveel van dit soort nieuwe stoffen per jaar worden aangetroffen is het DIMS sinds 2012 ook het landelijk Meldpunt Nieuwe Drugs gestart.
Sinds 2013 monitort het DIMS ook de online verkoop van drugs. Hierbij gaat het niet alleen om verkoop van legale NPS via webshops, maar ook van illegale drugs via het dark web.
What is happening here (WIHH) SAFE HOUSE CAMPAGNE 1987-1999
In een nieuwe broedplaats in hartje Amsterdam presenteren 140 kunstenaars hun unieke werken. De organisatoren van deze tentoonstelling, Job Reuten en Joris Jan Reuten hebben mijn SAFE HOUSE CAMPAGNE tot een van de kunstwerken getransformeerd.
Kom dus allen langs, dinsdag t/m zaterdag van 12:00 tot 18:00 uur, Reguliersdwarsstraat 73 1017 BK Amsterdam. En laat je onderdompelen in deze unieke tentoonstelling.
Criterium , de DRIEHOEK en de geschiedenis herhaalt zich helaas weer!
Geachte leden van de raad
Woensdag 29 juni 2022. Mijn inspreektijd voor Uw raad van slechts 2 minuten dwingt mij om mij tot het meest belangrijkste te concentreren aangaande de brief uit april van de DRIEHOEK/ burgemeester met voorstellen over het coffeeshopbeleid zoals onder andere een verbod van de toegang in coffeeshops door toeristen ( het criterium)
Het belangrijkste hierbij is niet dat criterium en ook niet waar steeds de discussie zich hoofdzakelijk toe beperkt van wat die maatregel voor gevolgen heeft voor de straathandel.
Het meest belangrijke is in mijn ogen een ingrijpende verandering hoe de Amsterdamse DRIEHOEK tegen coffeeshops aankijkt. In onderstaande notitie geef ik vanuit historische perspectief een uitleg over de impact van die verandering en roep U op om Uw invloed aan te wenden om dit weer ten goede te keren. En dat dat mogelijk is kunt U hieronder lezen.
. Het criterium, de DRIEHOEK en de geschiedenis herhaalt zich helaas!
Het Parool van afgelopen zaterdag met al die alarmerende berichten van de DRIEHOEK over de verwevenheid van de Amsterdamse coffeeshops met grote criminele netwerken, als witwassers fungeren en nog erger als dekmantel voor de cocaïnehandel roept herinneringen op uit 1992. Het was de DRIEHOEK van toen die exact dezelfde alarm sloeg tot zelfs de aantijging van dat coffeeshops in heroïne dealden met als alarmbel dat dit een hernieuwde Amsterdamse heroïne epidemie zou veroorzaken die nou net eind jaren 80 was bezworen!
Het was jullie oud collega raadslid Annemarie Grewel die met de vuist op tafel een grondig onderzoek eiste met als politiek uitgangspunt; als al die beschuldigingen zouden kloppen dit het bankroet betekent van waar het bij het drugsbeleid om draait van het gescheiden houden van softdrugs met die van harddrugs.
In een door haar afgedwongen commissie kon op geen enkele manier al die aantijgingen hard gemaakt worden ( en die nieuwe heroïnegolf dan? Nooit gekomen!).
Dit ingrijpen van de raad legde de basis voor het ontwikkelen van een duurzaam Amsterdams softdrugs- en coffeeshopbeleid ( met toen al de oproep voor het zo snel mogelijk legaliseren van cannabis, een advies waarmee al die latere ellende van de illegale teelt van Nederwiet voorkomen had kunnen worden!).
Bij deze roep ik de raad op om in navolging van Annemarie Grewel een harde onderbouwing te eisen op de nu weer nieuwe aantijgingen richting de coffeeshops. “Als al die aantijgingen zouden kloppen gooi dan maar meteen al die coffeeshops dicht!” “Want als, ondanks al dat decennia strenge coffeeshopbeleid, die scheiding der markten niet gerealiseerd kan worden houdt alles op en is zelfs het criterium een wassen neus, een schaamlapje!
Beste Raad, toon Uw politieke moed en weet dan dat Annemarie vanuit de hemel jullie de groeten zal doen!
en wilt u meer weten over mijn visie voor een leefbare binnenstad MET coffeeshops maar ZONDER criterium, lees mijn website; augustdeloor.nl
Het criterium en straatdealen
Het criterium en straatdealen in drugs
In de Volkskrant van 20 juni stond een uitgebreid artikel over hoe de Politie in de Amsterdamse binnenstad het drugsstraatdealen aanpakt. Waarom de Volkskrant juist nu hier aandacht aan besteed zal ongetwijfeld te maken hebben met dat op 30 juni in de gemeenteraad de invoering van het criterium besproken wordt. In mijn ogen gaat de Volkskrant met dit artikel mee in de trend dat zodra het over het criterium gaat de reacties zich haast volledig beperken tot wat dit voor gevolgen zal hebben op het straatdealen ( over al het andere wat het criterium teweeg zal brengen wordt kennelijk over het hoofd gezien).
Maar terug naar het onderwerp straatdealen zijn het de tegenstanders van het criterium die er van alles en nog wat bijslepen hoe erg dat straatdealen zal uitdijen. Van haar kant beweerd de burgemeester het tegenovergestelde plus, van wat er dan nog aan dealen zal overblijven, zij dit wel kan bezweren.
Genoeg aanleiding om hier dieper op in te gaan met als eerste van dat het fenomeen van straatdealen veel complexer is dan algemeen veronderstelt. Die complexheid als uitvloeisel van dat er veel meer et straatdealen beïnvloeden dan alleen een overheidsmaatregel. Echter leert de geschiedenis van dat een overheidsmaatregel wel degelijk een rol speelt van een wijziging in het straatdealen, let wel nooit ten goede lido. mobieletele hiv zeedijaanpak hiv
Geachte redactie van de Volkskrant, geachte journalist van het artikel
Met interesse het artikel gelezen over de praktijken van het straatdealen in de Amsterdamse binnenstad. Het is zonde van dat ik nu pas in beeld kom aangezien ik graag mijn kennis ter beschikking had gesteld voor jullie artikel.
Vanuit verschillende soorten werkzaamheden, beginnend in 1970 als Amsterdamse straathoekwerker heb ik zowat vanaf die tijd alle drugstrends zien opkomen incluis de soorten dealsystemen, incluis bij sommige drugsmarkten de opkomst van de straathandel in de binnenstad. Afhankelijk van allerlei omstandigheden, zoals opkomst of neergang van een bepaald middel, soorten gebruikersgroepen, andere bezoekerspatronen naar de binnenstad, veranderend drugsbeleid in de ons omringende landen incluis die in Nederland, lokaal beleid tegen straatdealen tot zelfs de opkomst van de mobiele telefoon (jaren 90) hadden en hebben nog steeds invloed op de aard en omvang van dat straatdealen in de binnenstad.
Waarom ik hier nogal veel woorden aan besteed is om de complexiteit te benadrukken hoeveel omstandigheden en krachten een rol spelen in zowel het ontstaan van straathandel als welke veranderingen zich vervolgens daar binnen afspelen.
Het is door de discussie over het in Amsterdam invoeren van het criterium dat het straatdealen weer volop in de belangstelling staat. Wat hierbij opvalt is het haast volledig negeren van de complexiteit van dit fenomeen met als bijeffect van dat de voorstanders van het criterium het straatdealen zodanig formuleren van dat zij dat wel beheersbaar kunnen krijgen terwijl de tegenstanders het volstrekt tegenovergestelde beweren ( en hebben die twee meningen het afgelopen jaar zich ook nog steeds dieper ingegraven). Op zich is dat al zorgelijk ware het niet dat hierdoor ook nauwelijks aandacht op gang is gekomen over wat het criterium aan andere problemen en bijeffecten teweeg zal brengen
Het is dit waar ik mij al tijden in een veelheid aan artikelen mijn zorgen over uit ( zie onderstaande lijst met publicaties) met als meest recent een oproep voor een “pas op de plaats” in de besluitvorming over de invoering van het criterium, lees een oproep om de discussie in de gemeenteraad van 30 juni over de invoering van het criterium ( en andere voorstellen van de Driehoek) tot nader orde uit te stellen.
Met bijgevoegde tekst hoop ik de Amsterdamse bestuurders zover te krijgen om hiervoor te kiezen.
Hopende U voldoende over dit onderwerp geïnformeerd te hebben
Hoogachtend
August de Loor
Adviesburo Drugs 0622250820
Het zoveelste dieptepunt in het Nederlandse drugsbeleid
Al terugblikkend leert dat de opkomst en razendsnelle populariteit van XTC ( tweede helft jaren 80 van de vorige eeuw) plaatsvond in een periode dat XTC nog niet verboden was! En na het verbod was er ook nog niet echt sprake van een XTC producenten/handelaren criminaliteit! ( zie mijn rapport uit begin jaren 90 ; Het middel XTC bestaat niet!). Die criminaliteit kwam pas echt op gang door de oprichting van de Politie Unit Synthetische Drugs, 1996 de start van een op Amerikaanse DEA leest geschoeide bestrijding van XTC. Vanaf toen verhardde de XTC markt, namen de speedproducenten grotendeels de boel over met een oorlog die zelfs tot in de bossen van Brabant doordrong van het dumpen van chemisch XTC labafval, enz, enz ( voor een meer gedetailleerde beschrijving van deze XTX geschiedenis, zie eerdere notities op deze website).
Dus ergo; hoe goedkoop, makkelijk en vooral dom is het om de XTC criminaliteit bij de XTC consument te leggen, met de vraag of er sprake is van een; Alternatieve Waarheid en dat geuit door een overheid die grotendeels zelf schuldig is aan die criminalisering van de XTC markt.
En als laatste valt te melden hoe ongelooflijk het filmpie een beeld geeft over de XTC consument, niet alleen een stigmatiserend maar vooral een denigrerend beeld waarbij de veronderstelde humor die het filmpje tracht te creëren daar nog een schepje bovenop gooit!
LEAP in Europa, leve de moedige Politie- en Justitiemensen!
Beste Lezer
31 Januari is er in de Balie in Amsterdam een bijeenkomst van politie- en justitiemedewerkers uit meerdere Europese landen die zich openlijk willen uitspreken van dat het met het bestrijden van drugs nou eindelijk eens afgelopen moet zijn! Let wel; dit zijn politie en justitie medewerkers die nog in “volle “dienst zijn, kortom moedig in vergelijking met al die andere dienders ( incluis ex-politici en ex-ministers) die pas na hun actieve loopbaan een dergelijk standpunt durven in te nemen. Dit initiatief is afkomstig uit de USA van de organisatie LEAP van politiemensen die zelfs weigeren om wietkwekerijen op te rollen, of afzien om met getrokken pistolen in de achterbuurten de zogenaamde drugspanden binnenvallen.
Het is deze LEAP uit de USA die ik al tientallen jaren ken en twee keer live heb ontmoet. Met onderstaande tekst een inkijk over mijn ervaringen tijdens die twee ontmoetingen;
Wat betreft LEAP kan jij mij om vier uur s, nachts uit bed bellen. Deze moedige, stoere vooruitstrevende organisatie heb ik twee keer ontmoet. De eerste keer in Engeland ( heel lang geleden) op een Harm Reduction (HR) conferentie via Ira Glasser ( een grootheid in de USA die in het team van Martin Luther King streed tegen de War on Drugs als onderdeel van de strijd tegen discriminatie, Ira hield speeches op wetenschappelijke nivo maar wel met totale passie ). En ook de voorman van LEAP was daarbij en ook hij een uit duizenden en vlogen de vonken over en weer in de overleggen hoe de War on Drugs van binnenuit het politie/justitieapparaat bevochten moest worden waarbij mijn kennis en ervaring met het Nederlandse drugsgedoogbeleid goed van pas kwam!
De tweede keer ( jaren later) in Long Beach USA op een andere HR conferentie waar aan mijn Adviesburo Drugs infotafel dagenlang met de Yanken allerlei nieuwe voorstellen van HR werden uitgewisseld, incluis de baas van LEAP. Dit mondde uit in een spontane uitnodiging om voor LEAP een speech te geven. Wist ik veel dat dit een dag later voor een zaal was met honderden LEAPERS van hoofdcommissarissen, de wijkagent in LA, tot de politie te paard uit Utah ( in vol ornaat) aan toe. Toen ik dat zag kon het bij mij niet meer stuk en gingen alle registers open tot zelfs in mijn speech ter plekke verzonnen moppen over drugs, eindigend met het opsteken van een joint uit een Amsterdamse coffeeshop ter ere van Eliott Ness ( de rechercheur, die toen de alcohol drooglegging in de USA opgeheven werd daar prompt met zijn politieteam een stevige borrel op proostte!! In de moderne tijd zou dat met de legalisering van cannabis een joint zijn onder al die agenten met hun decennialange onzinnige bestrijding van cannabis, kwekerijen, coffeeshops, enz ) . De Long Beach conferentiezaal vulde zich met wietdampen en de politiepetten vlogen in de lucht! ( de enige die moeite had met de joint was de zaalmanager, streng wijzend naar het no-smoking-sign!).
Dit zijn mijn twee herinneringen met LEAP USA dus 100% bereid om weer eens iets te betekenen nu deze beweging naar Europa/Nederland komt, zodat ook hier politie- en justitiemedewerkers “uit de kast” kunnen komen om zich openlijk uit te spreken van dat het afgelopen moet zijn met dat stomme repressieve en rigide drugsbeleid
August de Loor
Open brief naar Telegraaf – Houdt de druggebruiker de drugsmaffia in stand?
Open brief naar Telegraaf – Houdt de druggebruiker de drugsmaffia in stand?
Inleiding:
In een groot interview in de Telegraaf met de nieuwe fractievoorzitter van de Amsterdamse CU (Christen Unie) kwam voor de zoveelste keer de populaire doctrine naar voren als zouden druggebruikers verantwoordelijk zijn voor het in stand houden van de drugsmaffia.
Met onderstaande open brief naar de Telegraaf reageer ik op die doctrine met de hoop dat het geplaatst wordt.
Open brief
Druggebruikers maken zich schuldig aan het in stand houden van de drugsmaffia, een steeds vaker gehoorde opvatting onder vooral die voor een hardere bestrijding van drugs pleiten. Bij nader inzien en deze belachelijke opvatting strikt hanterend is het niet de druggebruiker maar de Amerikaanse whiskyliefhebber waar de schuld ligt! Want in weerwil van het alcoholverbod in de jaren 20 in de USA dronk hij vrolijk verder zodat de maffia de plaats overnam van de legale alcoholindustrie. Het was vervolgens diezelfde maffia die in de jaren 70 de internationale heroïnehandel ging controleren met vanaf die tijd al die andere drugs die door welke regering dan ook verboden werden. En aan deze trend komt maar geen eind nu zelfs wetten in de maak zijn om drugs te verbieden die er nog geeneens zijn! En hoe de maffia daar weer op zal reageren zou met bovenstaande terugblik een open deur moeten zijn! Ook voor diegene met die beschuldigende vinger richting de druggebruiker!
August de Loor
Al meer dan 50 jaar werkzaam voor een effectief drugsbeleid
Stand van zaken van het Nederlandse en Amsterdamse softdrugs- en coffeeshopbeleid
Zoals elke willekeurige filosoof zal beweren kan alleen maar met geschiedschrijving de actualiteit van welk onderwerp dan ook beschreven cq doorgrond worden. Ten aanzien van het Nederlandse en Amsterdamse drugsbeleid is 1976 een markant historisch jaar. Tot op de dag van vandaag wordt het in 1976 bij wet ingevoerde scheidingsbeleid tussen soft- en harddrugs als DE start van een uiterst vooruitstrevend Nederlands drugsbeleid beschouwd
Echter als je vanaf 1976 terug blikt hoe dit beleid zich in de praktijk heeft ontwikkeld zijn er de nodige vraagtekens te plaatsen of dit beleid wel zo professioneel was. Voor hetzelfde geld kunnen daar andere begrippen aan toegedicht worden zoals:
- Het scheidingsbeleid was puur pragmatisch van nauwelijks tot geen aandacht voor het uitwerken van een progressief softdrugsbeleid met daarnaast de start van een grotendeels repressief beleid ten aanzien van harddrugs.
- Deze repressieve ontwikkeling heeft zich ook afgespeeld tijdens de heroïne/junken decennia van de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw. Met als bijeffect van dat toen in de tweede helft van de jaren 80 het junkieprobleem afnam de overheid dit toedichtte aan haar repressieve beleid.
- Het was dit toe-eigenen van dit succes wat model stond voor, begin jaren 90, de start van een repressief beleid ten opzichte van softdrugs. Deze repressie kwam op gang tegen zowel coffeeshops als tegen de kweek van Nederwiet, terwijl dit laatste nog aan haar prille startfase stond en ergo juist aanleiding had moeten zijn om deze kweek te legaliseren.
Deze en een aantal andere stellingen kunnen als tegenwicht beschouwd worden ten opzichte van de algemene opinie als zou het Nederlandse drugsbeleid in alle opzichten baanbrekend zijn geweest, progressief of vooruitstrevend. Deze notitie zal daar op basis van een terugblik over de afgelopen decennia over de afgelopen tot 1976 aan toe de nodige vraagtekens bij. Dit aan de hand van een terugblik over zowel het Nederlandse als Amsterdamse softdrugs- en coffeeshopbeleid.
1976 en 1997
Het waren deze twee jaren waarin opmerkelijke besluiten genomen zijn wat de mogelijkheid bood voor het ontwikkelen van een progressief en flexibel softdrugs- en coffeeshopbeleid met het legaliseren van cannabis in het verschiet.
1- 1976; cannabis op lijst 2 van de Opiumwet, lees het scheiden van de markt van die van softdrugs met die van harddrugs
In de praktijk betekende dit: De politieke erkenning van dat de coffeeshop het meest effectieve en praktische instrument is in het realiseren van dit scheidingsbeleid
2- 1997; het gedoogbeleid voor coffeeshops geformaliseerd in de gedoogcriteria AHOJ-G ( en decennia later aangevuld met de i van het I-criterium, lees de “halve” Wietpas)
De vraag die gesteld moet worden is of deze twee besluiten de coffeeshopbranche de mogelijkheid bood om op een professionele manier in te spelen op de sinds de jaren 70 ontwikkelingen naar een multi-culturele samenleving met daarbinnen een geleidelijke vervolksing in het gebruik van cannabis in sociale klasse, etniciteit en leeftijd. Een ontwikkeling wat een robuuste coffeeshopbranche verlangde, min of meer vergelijkbaar met cafés van het in een sociale en gereguleerde omgeving nuttigen van alcohol. DE COFFEESHOP, HET ALOUDE FENOMEEN VAN CAFE/SLIJTERIJ MAAR DAN NIET VOOR ALCOHOL MAAR VOOR CANNABIS!
Maar wat leert de afgelopen 50/60 jaar? Daar waar ten aanzien van alcohol een enorme toename in aantal en soorten uitgaansgelegenheden en type cafés op gang kwam ( met op de achtergrond een voorwaardenscheppende overheid) speelde zich binnen de coffeeshopbranche een volstrekt tegenovergestelde ontwikkeling af. Een opsomming aan feiten:
- Van de nog in de jaren 70/80 ongeveer 2000 coffeeshops in Nederland zijn er nog pakweg 5/600 over,
- Door het rigide nuloptiebeleid zijn deze shops ook nog zeer onevenwichtig verspreid over het land,
- Door die rigoureuze afname is ook de diversiteit aan soorten coffeeshops ingrijpend afgenomen,
- !n het kielzog hiervan is een niet te stoppen proces op gang gekomen van dat het overgrote deel aan coffeeshops nog louter afhaaladressen voor cannabis zijn,
Daar waar een robuust landelijk en lokaal coffeeshopbeleid nodig was, welke in staat was om op de sinds de jaren 70 ingrijpende maatschappelijke veranderingen te kunnen inspelen (in met name de vervolksing van het gebruik van cannabis) is exact het tegenovergestelde gebeurd. Hier zijn een aantal oorzaken voor aan te wijzen;
- Van een, vanaf 1976 ontwikkeling naar een duurzaam lokaal en landelijk softdrugs-en coffeeshopbeleid is nauwelijks sprake geweest! Alle aandacht richtte zich op het heroïne probleem
- En toen in de tweede helft van de jaren 80 het heroïneprobleem snel in omvang afnam, dichtte de overheid dit ( onterecht) toe aan haar repressiebeleid
- Op basis van deze onterechte veronderstelling kwam in 1992 de repressie tegen coffeeshops op gang; een veelheid aan gelegenheidsargumenten gingen daar aan vooraf zoals dat coffeeshops in harddrugs dealden, er teveel shops waren, wapens te koop waren en andere illegale praktijken.
- Een ander argument was in die tijd de doorbraak in de kwaliteit van Nederwiet wat meer en meer op de menukaart van coffeeshops verscheen maar door OM/politie/Justitie als zeer verontrustend omschreven werd (als zou er teveel THC in zitten terwijl er hoogstens sprake was van een inhaalslag met het THC gehalte met die van buitenlandse hasj en wiet)
Vanaf 1992 kwam dus pas een softdrugs- en coffeeshopbeleid op gang maar stond dit in het teken van repressie ( niet alleen op basis van eerder beschreven veronderstelde succesformule van hoe de heroïne bestreden was maar ook dat in die tijd de eerste politieke sentimenten tegen het gedoogbeleid op gang kwamen). Dit leidde tot de start van een forse reductie in het aantal coffeeshops in Nederland ( waardoor de onevenwichtige spreiding van coffeeshops nog nijpender werd. En daarnaast ontstond een nieuw fenomeen van door lokale overheden georganiseerde coffeeshops, het zogenaamde Bussums coffeeshopmodel!).
Opmerkelijk was dat Amsterdam niet in deze landelijke trend meeging ( mede dankzij de inbreng van de BCD richting de gemeenteraad en in een aantal commissies, wat resulteerde in 24 aanbevelingen van onder andere het onderbrengen van coffeeshops in het lokale horecabeleid, het in stand houden van het netwerk van lokale coffeeshops incluis het pleidooi van het snel legaliseren van de achterdeur). Van op politieke sentimenten sluiten van coffeeshops was in die tijd in Amsterdam geen sprake!
Daarentegen kwam wel de bestrijding van Nederwiet op gang daar waar begin jaren 90 het DE ideale gelegenheid was geweest om die kweek te legaliseren ( van n.b. een bedrijfstak die nog niet gecriminaliseerd was).
1997, de formalisering van de coffeeshopbranche, de gedoogcriteria.
Deze gedoogcriteria had de opmaat kunnen zijn voor een nieuwe poging van het ontwikkelen van een robuust coffeeshopbeleid. Echter ontbrak het aan een aantal fundamentele voorwaarden om dit te realiseren zoals het niet willen stoppen met het nuloptiebeleid, het door blijven gaan met de bestrijding van de Wietkwekerijen, het niet willen legaliseren van die kweek. Daarnaast nam in die tijd ook de sentimenten tegen het gedoogbeleid sterk toe, begon de manie tegen de percentages THC in Nederwiet steeds meer bizarre vormen aan te nemen, begonnen jeugdhulpverleners, schoolhoofden, psychiaters alarm te slaan als zou cannabis geen softdrug meer zijn maar een harddrug, enz,
Het waren al deze processen die geleidelijk het fundament van het softdrugs- en coffeeshopbeleid verzwakte, lees een harddrugsbeleid kwam op gang tegen softdrugs. En wel in haast letterlijke zin zoals analoog aan de in 1996 opgerichte Unit Synthetische Drugs (USD) in de bestrijding van XTC de later opgerichte Nationale Taskforce in de bestrijding van wietkwekerijen, met alle gevolgen van dien van een criminalisering van deze bedrijfstak (wat vervolgens weer aanleiding was voor het intensiveren van de bestrijding tot op de dag van vandaag).
Op basis van de veronderstelling als zou het Nederlandse gedoogbeleid averechts uitgepakt hebben ( in letterlijke zin door het ministerie van Justitie als failliet omschreven werd) kwam een veelheid aan maatregelen op gang wat tot een verdere afbraak van het coffeeshopbeleid leidde.
- De landelijke trend van het op politieke gronden sluiten van coffeeshops ging onverminderd door
- Aanscherping van de sanctionering bij het overtreden van de gedoogcriteria, dus ergo een verdere ontwikkeling van het sluitingsbeleid
- Een landelijke Trimboscampagne van dat: “Softdrugs haar onschuld verloren heeft!” en als zou cannabis tot verslaving leiden, tot psychoses, enz
- Het voorstel van de regering om cannabis met een THC gehalte van 15% als een harddrug te beschouwen met plaatsing op lijst 1 van de Opiumwet,
- De invoering van de scholenafstand
- De invoering van de Wietpas (het latere I-Criterium)
Met naast op basis van de anti gedoog sentimenten bovenstaande aanscherping van het softdrugs- en coffeeshopbeleid de invoering van de Anti Tabakswet ( met als gevolg dat nog meer coffeeshops haar horeca ontmoetingsfunctie sloot)
Een aantal van bovenstaande maatregelen waren ook het resultaat van de in 2010 verdere aanscherping van het Nederlandse drugsbeleid. De in dat jaar gestarte regeringscoalitie van VVD en CDA ( plus gedoogpartner PVV) introduceerde een volstrekt nieuw drugsbeleid op basis van de ondermijningsdoctrine als zou de georganiseerde drugsmisdaad de “touwtjes in handen hebben met een ondermijnend effect op de allerlei maatschappelijke sectoren ( de onderwereld die de bovenwereld corrumpeert) waarbij de overheid als het ware als een soort slachtoffer achteraan hobbelt”. Het is deze doctrine die zich de afgelopen decennia diep heeft “ingevreten” in de vele aspecten van het Nederlandse drugsbeleid zoals meer wettelijke bevoegdheden voor politie en justitie, meer mankracht en middelen in de bestrijding van cannabis, de dreigende invoering van de Stofgroepenwet, de popularisering van het beleid van schaarse vergunning, het anti witwasbeleid van banken ( wat zich vooral concentreert op wat direct als indirect met drugs van doen heeft, dus ook coffeeshops). En tot zelfs hoe het experiment van de legale toevoer van cannabis aan de achterdeur van coffeeshops is opgezet zijn die sentimenten van de ondermijningsdoctrine terug te zien.
Het Amsterdamse coffeeshopbeleid
Zoals eerder omschreven ging vanaf 1992 Amsterdam niet mee in de landelijke anti sentimenten ten aanzien van coffeeshops. Het gevolg hiervan was dat Amsterdam ten opzichte van de rest van Nederland geleidelijk aan in percentage steeg wat betreft het aantal coffeeshops ( vanaf eind jaren 90 tot op heden een min of meer vast percentage van 30%). Het was het overleg van het stadhuis met de BCD en andere sleutelfiguren wat een veelheid aan praktische oplossingen ( of compromissen) opleverden van de, op dat moment actuele onderwerpen van het Amsterdamse softdrugs- en coffeeshopbeleid, zoals het verbod op het schenken van alcohol, het stoppen van het overconcentratiegebiedenbeleid, Spacecakebeleid, het beleid van het HITteam, geen actieve uitvoering van de scholenafstand, van het afwijzen van de wietpas, enz. Dit alles op min of meer wederzijdse erkenning van dat de coffeeshop het belangrijkste instrument is in de scheiding der drugsmarkten.
De anti-sentimenten ten aanzien van coffeeshops kwam in Amsterdam op gang bij de start van Project 1012. Coffeeshops, van vooral die in de binnenstad, kwamen in de spotlights te staan als zouden zij de oorzaak zijn van overlast , van het aantrekken van drugstoerisme van een categorie van laagwaardig toerisme waar Amsterdam niet op staat te wachten. Daarbovenop sloop ook de landelijke VVD/CDA/PVV ondermijningsdoctrine het Amsterdamse stadhuis binnen met de omschrijving als zouden coffeeshops criminogene ondernemingen zijn.
Het was deze omslag in denken wat een proces op gang bracht van het sluiten van een veelheid coffeeshops in de binnenstad. En ook het rigide beleid van de scholenafstand kreeg steeds meer vaste voet aan de grond in Amsterdam, met later de politieke uitruil tussen Amsterdam en de regering van de Wietpas met die van de scholenafstand met nu ook stadsbreed een forse reductie van het aantal coffeeshops. Het was daarbij steevast het argument van het stadhuis van dat Amsterdam die reductie zich wel kon permitteren aangezien Amsterdam tot wel 30% van het aantal coffeeshops in Nederland binnen haar stadsgrenzen heeft.. Een bizar argument aangezien dit percentage al decennia een constante is van EN een forse reductie van het aantal coffeeshops in het land EN vergelijkenderwijs een reductie in Amsterdam met dus de logische vraag wanneer die redenering stopt? Het is die redenering die het besef in de weg staat dat de forse reductie van het aantal coffeeshops in Amsterdam zowel tot een verschraling leidt in de diversiteit van coffeeshops plus dat dit steeds meer coffeeshops zich beperken tot louter verkoop van cannabis.
In deze zorgwekkende ontwikkeling van het Amsterdamse softdrugs- en coffeeshopbeleid is vanaf begin dit jaar een volstrekt nieuwe weg ingeslagen. Met de goedkeuring van de gemeenteraad op 28 januari van de notitie van de Driehoek met voorstellen over het beheersbaar maken van de Amsterdamse cannabismarkt heeft het stadhuis radicaal gebroken met het uitgangspunt van dat de coffeeshop het instrument is van het scheiden der drugsmarkten. De Amsterdamse coffeeshopbranche wordt nu omschreven als een branche met een ondermijnend effect op de bovenwereld. In al de notities van het Adviesburo drugs en alle adviezen die ik voor de BCD heb geschreven wijs ik op de verregaande consequnties van deze radicale omslag wat zich veel verder zal uitstrekken dan alleen de invoering van het I-Criterium in Amsterdam.
Het is mijn hoop dat op de Algemene Ledenvergadering van de BCD van vandaag het besef doordringt van dat alles in het werk gesteld moet worden om deze omslag in het Amsterdamse coffeeshopbeleid te stoppen. Met al het lobbywerk van het Adviesburo en alle suggesties hoe die omslag te stoppen is dat mijn bijdrage daarbij!
Descending the Mountain, een film met een visie! Gaat dat zien!
Beste Lezer
Een aanrader, de film: DESCENDING THE MOUNTAIN
Een ode van wat de paddo voor de nieuwsgierige mens aan kennis en inzicht schenkt. De film Descending the Mountain is een zoektocht naar dat er meer is tussen hemel en aarde, en dat is veel! En die ode wordt niet overgebracht door wereldvreemde zweverige types maar door zeer integere personen van een verbond tussen een Zwitserse wetenschapper en een sjamaan. Gaat dat zien! En terugblikkend! Deze film maakt ook tragische duidelijk op welke bekrompen, bevoogdende en angstgronden een CDA minister in 2008 het gebruik van Paddo,s in Nederland verbood!