30 jaar DIMS – de geschiedenis van het testen van drugs

Drugs testen door de jaren heen

Op deze pagina nemen we u mee door de geschiedenis van het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS). Dat is een uniek systeem en bovendien een van de oudste drugstestsystemen wereldwijd. Vanwege het 30-jarig bestaan van het DIMS in 2022 vertellen we aan de hand van diverse mijpalen hoe het DIMS door de jaren heen veranderde.

Voor het DIMS: de jaren 70 en 80

Het testen van drugs in Nederland kent een lange voorgeschiedenis. Een belangrijke mijlpaal daarin was de start van het testen van cannabis begin jaren 70.

Koos Zwart en Eric Fromberg waren hierin pioniers. Zij verzamelden de cannabis via een landelijk netwerk. De testresultaten, plus voorlichting over veilig gebruik, werden wekelijks via een populair radioprogramma op zaterdagmiddag verspreid. Dit unieke project is van grote invloed geweest op het Nederlandse drugsbeleid.

De analyses werden uitgevoerd door professor van der Kamp en zijn medewerker Jan Filedt-Kok van het apothekerslaboratorium van het Wilhelmina Gasthuis ziekenhuis (het latere AMC).

Rond 1972/1973 werd er gestart met het testen van heroïne. Het drugsteam van Stichting Streetcornerwork Amsterdam – met August de Loor als voorman – zorgde voor de drugsmonsters. Dit initiatief beperkte zich uiteindelijk niet alleen tot heroïne. Ook andere drugs werden getest. Tegelijkertijd werd er ook aan preventie en voorlichting gedaan. Bovendien kon men waarschuwen voor vervuilde drugs als daar aanleiding toe was en werden berichten over drugs en drugsgebruik genuanceerd en geduid.

In 1986 startte Stichting Adviesburo Drugs een dagelijks spreekuur voor gebruikers van diverse drugs. Signalen over vervuilde drugs die via dit spreekuur binnen kwamen, benadrukten volgens August de Loor de noodzaak van het testen van drugs.

Een nieuwe drugs in tabletvorm: xtc

In 1987 gebeurde er iets opmerkelijks:  voor het eerst diende zich in Nederland een nieuwe drugstrend aan in de vorm van een pil, xtc. Xtc werd razendsnel populair, maar in 1988 werd de werkzame stof xtc op lijst I van de Opiumwet geplaatst en ontstonden er zorgen over een toename in vervuilde xtc-pillen.

Om de aanwezigheid van vervuilingen snel te detecteren werd toen de tabletsneltestdetermineermethode bedacht. Op die manier kon het Adviesburo de consumenten op een effectieve manier waarschuwen. In samenwerking met het AMC werd een geheel nieuw systeem opgezet waarmee elk weekend de lijst met geteste xtc-pillen geactualiseerd kon worden. Daardoor werd het mogelijk om een breder publiek voor te lichten over de samenstelling van hun xtc-pillen.

In 1989 werd de Safe House Campagne opgezet in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Op die manier kon niet alleen getest worden op het dagelijks spreekuur van het Adviesburo Drugs, maar ook op grootschalige feesten in het land.

Voor meer informatie over de Safe House Campagne en de Stichting Adviesburo Drugs: August de Loor | Stichting Adviesburo Drugs

Hoe het Adviesburo Drugs destijds voorlichting gaf
Hoe het Adviesburo Drugs destijds voorlichting gaf

In 1997 was er de eerste grote xtc-crisis: er was een tekort aan grondstoffen voor MDMA, de werkzame stof in xtc.

1992: de oprichting van het DIMS

De daarop volgende jaren werd er steeds vaker op feesten getest in het hele land.Dat kwam onder meer door de interesse van Erik Fromberg (die toen medewerker was bij het NIAD, de voorloper van het huidige Trimbos-instituut). In samenwerking met Stichting Adviesburo Drugs werd begin jaren 90 een plan gemaakt om de instellingen voor verslavingszorg in Nederland mee te krijgen. Het idee was om ook lokaal drugsspreekuren te houden. Daarnaast werden preventiewerkers verplicht om stage te lopen binnen de Safe House Campagne. In 1992 werden alle lokale initiatieven bij elkaar gebundeld en ondergebracht bij wat nu het Trimbos-instituut is: het DIMS als landelijke monitor.

Bij de oprichting van het DIMS werden 30 jaar geleden de volgende doelen gesteld:

  • Het verzamelen van informatie over de actuele ontwikkelingen op de drugsmarkt en de trend daarin periodiek rapporteren.
  • Deze informatie gebruiken voor preventie- en voorlichtingsactiviteiten ten behoeve van (aspirant)gebruikers.
  • De reacties van (aspirant)gebruikers op het voor hun ontwikkelde voorlichtingsmateriaal gebruiken als basis voor het ontwikkelen van nieuw materiaal.

Andere essentiële functies van het DIMS die voortvloeiden uit het testen van drugs waren:

  • Het beschermen van consumenten voor vervuilde middelen
  • Het via de consument terugdringen van het aanbod van vervuilde drugs.

Trimbos-instituut

Het beheer van het DIMS kwam te liggen bij het Trimbos-instituut met Erik Fromberg als eerste projectleider. Vanaf dat moment leverden instellingen van verslavingszorg structureel drugsmonsters die gebruikers bij hen inleverden. Ook werden de drugsmonsters – die via het Adviesburo Drugs en de Safe House Campagne verzameld werden – geanalyseerd. Daarnaast verschenen er rapportages over de ontwikkelingen op de drugsmarkt en de – op dat moment aanwezige – vervuilingen.

De xtc-crisis

In 1997 was de eerste grote xtc-crisis: er was een tekort aan grondstoffen voor MDMA, de werkzame stof in xtc. Dit zorgde er voor dat andere stoffen als vervuiling opdoken. Een van deze stoffen was atropine. Dit zorgde voor veel gezondheidsincidenten, en de eerste grote landelijke Red Alert werd een feit.

Voor de Red Alert was een strategie afgesproken met alle DIMS-deelnemers. Toch ontstonden er interne problemen over hoe te waarschuwen over de situatie. Dit escaleerde tot de landelijke media.

De inmenging vanuit de hoek van justitie en de interne problemen binnen het project zorgden ervoor dat het DIMS-project bij de landelijke politiek op de radar kwam. In 1998 werden onder meer de begeleidings- en projectcommissie opgericht. Er was vaak overleg tussen de deelnemers onderling én met het ministerie van VWS, als opdrachtgever. Onder leiding van Inge Spruit, programmahoofd Epidemiologie van het Trimbos-instituut, én toenmalig minister Els Borst werden er een aantal onderzoeken gedaan naar xtc en het testen van drugs. In 1999 werd bij een bespreking in de Tweede Kamer besloten dat het DIMS door mocht gaan, maar alleen als monitor én als men dit via strikte protocollen deed. Onder leiding van Raymond Niesink stelde het DIMS deze protocollen op.

Klik op de afbeelding voor een vergrote versie.

Hoe destijds door het Adviesburo werd gewaarschuwd voor vervuilde drugs
Hoe destijds door het Adviesburo werd gewaarschuwd voor vervuilde drugs

Na het millenium

Vanaf 1999 (en officieel 2002: toen werd een motie aangenomen om het testen op feesten te verbieden) werd er niet meer getest op de dansvloer, maar alleen nog op kantoor. Bovendien kwamen er in 2002 werkafspraken met het Openbaar Ministerie (OM) om de spanningsverhouding tussn bescherming van de volksgezondheid en misdaadbestrijding beter hanteerbaar te maken. De voorwaarden die toen werden opgesteld zijn nog steeds van kracht.

DIMS als monitor

De kracht van het DIMS is dat het een netwerk is van samenwerkende partners: denk aan gemeentes, politie en medische diensten. Niet alleen regionaal, maar ook landelijk. Landelijke data worden geaggregeerd gedeeld met de deelnemende instanties en vormen een belangrijk onderdeel van de Nationale Drug Monitor.

Ook deelt het DIMS informatie met beleidsmakers en het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM). De informatie wordt ook gebruikt om preventiebeleid op te maken. Het Trimbos-instituut rapporteert als focal point aan het EMCDDA. Dat betekent dat het DIMS gesignaleerde trends en ontwikkelingen Europees deelt via het EMCDDA en het EU Early Warning System. In 2009 werd de Monitor Drugsincidenten (MDI) opgericht om druggerelateerde incidenten te monitoren. Het DIMS en de MDI werken sindsdien nauw samen.

Hoe de Olympische Spelen een rol speelde in de xtc-crisis

In 2009 was er wederom sprake van een grote xtc-crisis. Vermoedelijk doordat – in aanloop naar de Olympische Spelen in China van 2008 – veel strenger werd opgetreden tegen de productie en export van diverse chemicaliën, waaronder grondstoffen voor de productie van MDMA. Tijdens deze crisis boden producenten verschillende stoffen ter vervanging aan. Een daarvan was mCPP. Dat middel zorgde voor lichte hallucinaties en vaak ook misselijkheid en hoofdpijn. Een ander was mefedron (4-MMC). In de jaren daarna werden herhaaldelijk van dit soort nieuwe stoffen op de markt gevonden die nog niet op de lijsten van de Opiumwet stonden. Deze stoffen worden Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS) genoemd.  Om bij te houden hoeveel van dit soort nieuwe stoffen per jaar worden aangetroffen is het DIMS sinds 2012 ook het landelijk Meldpunt Nieuwe Drugs gestart.

Sinds 2013 monitort het DIMS ook de online verkoop van drugs. Hierbij gaat het niet alleen om verkoop van legale NPS via webshops, maar ook van illegale drugs via het dark web.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *