Categoriearchief: Geschiedenis van drugsbeleid

Het criterium en straatdealen

 

Het criterium en straatdealen in drugs

In de Volkskrant van 20 juni stond een uitgebreid artikel over hoe de Politie in de Amsterdamse binnenstad het drugsstraatdealen aanpakt. Waarom de Volkskrant juist nu hier aandacht aan besteed zal ongetwijfeld te maken hebben met dat op 30 juni in de gemeenteraad de invoering van het criterium besproken wordt. In mijn ogen gaat de Volkskrant met dit artikel mee in de trend dat zodra het over het criterium gaat de reacties zich haast volledig beperken tot wat dit voor gevolgen zal hebben op het straatdealen ( over al het andere wat het criterium teweeg zal brengen wordt kennelijk over het hoofd gezien).

Maar terug naar het onderwerp straatdealen zijn het de tegenstanders van het criterium die er van alles en nog wat bijslepen hoe erg dat straatdealen zal uitdijen. Van haar kant beweerd de burgemeester het tegenovergestelde plus, van wat er dan nog aan dealen zal overblijven, zij dit wel kan bezweren.

Genoeg aanleiding om hier dieper op in te gaan met als eerste van dat het fenomeen van straatdealen veel complexer is dan algemeen veronderstelt. Die complexheid als uitvloeisel van dat er veel meer et straatdealen beïnvloeden dan alleen een overheidsmaatregel. Echter leert de geschiedenis van dat een overheidsmaatregel wel degelijk een rol speelt van een wijziging in het straatdealen, let wel nooit ten goede lido. mobieletele hiv zeedijaanpak hiv

Geachte redactie van de Volkskrant, geachte journalist van het artikel

Met interesse het artikel gelezen over de praktijken van het straatdealen in de Amsterdamse binnenstad. Het is zonde van dat ik nu pas in beeld kom aangezien ik graag mijn kennis ter beschikking had gesteld voor jullie artikel.

Vanuit verschillende soorten werkzaamheden, beginnend in 1970 als Amsterdamse straathoekwerker heb ik zowat vanaf die tijd alle drugstrends zien opkomen incluis de soorten dealsystemen, incluis bij sommige drugsmarkten de opkomst van de straathandel in de binnenstad. Afhankelijk van allerlei omstandigheden, zoals opkomst of neergang van een bepaald middel, soorten gebruikersgroepen, andere bezoekerspatronen naar de binnenstad, veranderend drugsbeleid in de ons omringende landen incluis die in Nederland, lokaal beleid tegen straatdealen tot zelfs de opkomst van de mobiele telefoon (jaren 90) hadden en hebben nog steeds invloed op de aard en omvang van dat straatdealen in de binnenstad.

Waarom ik hier nogal veel woorden aan besteed is om de complexiteit te benadrukken hoeveel omstandigheden en krachten een rol spelen in zowel het ontstaan van straathandel als welke veranderingen zich vervolgens daar binnen afspelen.

Het is door de discussie over het in Amsterdam invoeren van het criterium dat het straatdealen weer volop in de belangstelling staat. Wat hierbij opvalt is het haast volledig negeren van de complexiteit van dit fenomeen met als bijeffect van dat de voorstanders van het criterium het straatdealen zodanig formuleren van dat zij dat wel beheersbaar kunnen krijgen terwijl de tegenstanders het volstrekt tegenovergestelde beweren ( en hebben die twee meningen  het afgelopen jaar zich ook nog steeds dieper ingegraven). Op zich is dat al zorgelijk ware het niet dat hierdoor ook nauwelijks aandacht op gang is gekomen over wat het criterium aan andere problemen en bijeffecten teweeg zal brengen

Het is dit waar ik mij al tijden in een veelheid aan artikelen mijn zorgen over uit ( zie onderstaande lijst met publicaties) met als meest recent een oproep voor een “pas op de plaats” in de besluitvorming over de invoering van het criterium, lees een oproep om de discussie in de gemeenteraad van 30 juni over de invoering van het criterium ( en andere voorstellen van de Driehoek) tot nader orde uit te stellen.

Met bijgevoegde tekst hoop ik de Amsterdamse bestuurders zover te krijgen om hiervoor te kiezen.

Hopende U voldoende over dit onderwerp geïnformeerd te hebben

 

Hoogachtend

August de Loor

Adviesburo Drugs  0622250820

Het zoveelste dieptepunt in het Nederlandse drugsbeleid

Onderstaand filmpje  komt uit het brein van de Nederlandse Politie met de vraag voor welke doelgroep dit bedoeld is? Ongeacht welke roept dit, of de lachers op de hand of het versterken van de beeldvorming als zou de XTC gebruiker verantwoordelijk zijn voor het in stand houden van de drugscriminaliteit. Om het bij dat laatste te houden is het de vraag of die beschuldiging wel klopt en moet die verantwoordelijkheid niet eerder bij de overheid/politie gezocht worden!

Al terugblikkend leert dat de opkomst en razendsnelle populariteit van XTC ( tweede helft jaren 80 van de vorige eeuw) plaatsvond in een periode dat XTC nog niet verboden was!  En na het verbod was er ook nog niet echt sprake van een XTC producenten/handelaren criminaliteit! ( zie mijn rapport uit begin jaren 90 ; Het middel XTC bestaat niet!).                                                            Die criminaliteit kwam pas echt op gang door de oprichting van de Politie Unit Synthetische Drugs, 1996 de start van een op Amerikaanse DEA leest geschoeide bestrijding van XTC. Vanaf toen verhardde de XTC markt, namen de speedproducenten grotendeels de boel over met een oorlog die zelfs tot in de bossen van Brabant doordrong van het dumpen van chemisch XTC labafval, enz, enz   ( voor een meer gedetailleerde beschrijving van deze XTX geschiedenis, zie eerdere notities op deze website).

Dus ergo; hoe goedkoop, makkelijk en vooral dom is het om de XTC criminaliteit bij de XTC consument te leggen, met de vraag of er sprake is van een; Alternatieve Waarheid en dat geuit door een overheid die grotendeels zelf schuldig is aan die criminalisering van de XTC markt.

En als laatste valt te melden hoe ongelooflijk het filmpie een beeld geeft over de XTC consument, niet alleen een stigmatiserend maar vooral een denigrerend beeld waarbij de veronderstelde humor die het filmpje tracht te creëren daar nog een schepje bovenop gooit!

LEAP in Europa, leve de moedige Politie- en Justitiemensen!

Beste Lezer

31 Januari is er in de Balie in Amsterdam een bijeenkomst van politie- en justitiemedewerkers uit meerdere Europese landen die zich openlijk willen uitspreken van dat het met het bestrijden van drugs nou eindelijk eens afgelopen moet zijn! Let wel; dit zijn politie en justitie medewerkers die nog in “volle “dienst zijn, kortom moedig in vergelijking met al die andere dienders ( incluis ex-politici en ex-ministers) die pas na hun actieve loopbaan een dergelijk standpunt durven in te nemen. Dit initiatief is afkomstig uit de USA van de organisatie LEAP van politiemensen die zelfs weigeren om wietkwekerijen op te rollen, of afzien om met getrokken pistolen in de achterbuurten de zogenaamde drugspanden binnenvallen.

Het is deze LEAP uit de USA die ik al tientallen jaren ken en twee keer live heb ontmoet. Met onderstaande tekst een inkijk over mijn ervaringen tijdens die twee ontmoetingen;

Wat betreft LEAP kan jij mij om vier uur s, nachts uit bed bellen. Deze moedige, stoere vooruitstrevende organisatie heb ik twee keer ontmoet. De eerste keer in Engeland ( heel lang geleden) op een Harm Reduction (HR) conferentie via Ira Glasser ( een grootheid in de USA die in het team van Martin Luther King streed tegen de War on Drugs als onderdeel van de strijd tegen discriminatie,  Ira hield speeches op wetenschappelijke nivo  maar wel met totale passie ). En ook de voorman van LEAP was daarbij en ook hij een uit duizenden en vlogen de vonken over en weer in de overleggen hoe de War on Drugs van binnenuit het politie/justitieapparaat bevochten moest worden waarbij mijn kennis en ervaring met het Nederlandse drugsgedoogbeleid goed van pas kwam!

 De tweede keer ( jaren later) in Long Beach USA op een andere HR conferentie waar aan mijn Adviesburo Drugs infotafel dagenlang met de Yanken allerlei nieuwe voorstellen van HR werden uitgewisseld, incluis de baas van LEAP. Dit mondde uit in een spontane uitnodiging om voor LEAP een speech te geven. Wist ik veel dat dit een dag later voor een zaal was met honderden LEAPERS van hoofdcommissarissen, de wijkagent in LA, tot de politie te paard uit Utah ( in vol ornaat) aan toe. Toen ik dat zag kon het bij mij niet meer stuk en gingen alle registers open tot zelfs in mijn speech ter plekke verzonnen moppen over drugs, eindigend met het opsteken van een joint uit een Amsterdamse coffeeshop ter ere van Eliott Ness ( de rechercheur, die toen de alcohol drooglegging in de USA opgeheven werd daar prompt met zijn politieteam een stevige borrel op proostte!! In de moderne tijd zou dat met de legalisering van cannabis een joint zijn onder al die agenten met hun decennialange onzinnige bestrijding van cannabis, kwekerijen, coffeeshops, enz ) . De Long Beach conferentiezaal vulde zich met wietdampen  en de politiepetten vlogen in de lucht! ( de enige die moeite had met de joint was de zaalmanager, streng wijzend naar het no-smoking-sign!).

Dit zijn mijn twee herinneringen met LEAP USA dus 100% bereid om weer eens iets te betekenen nu deze beweging naar Europa/Nederland komt, zodat ook hier politie- en justitiemedewerkers “uit de kast” kunnen komen om zich openlijk uit te spreken van dat het afgelopen moet zijn met dat stomme repressieve en rigide drugsbeleid

August de Loor

Open brief naar Telegraaf – Houdt de druggebruiker de drugsmaffia in stand?

Open brief naar Telegraaf – Houdt de druggebruiker de drugsmaffia in stand?

Inleiding:

In een groot interview in de Telegraaf met de nieuwe fractievoorzitter van de Amsterdamse CU (Christen Unie) kwam voor de zoveelste keer de populaire doctrine naar voren als zouden druggebruikers verantwoordelijk zijn voor het in stand houden van de drugsmaffia.
Met onderstaande open brief naar de Telegraaf reageer ik op die doctrine met de hoop dat het geplaatst wordt.

Open brief

Druggebruikers maken zich schuldig aan het in stand houden van de drugsmaffia, een steeds vaker gehoorde opvatting onder vooral die voor een hardere bestrijding van drugs pleiten. Bij nader inzien en deze belachelijke opvatting strikt hanterend is het niet de druggebruiker maar de Amerikaanse whiskyliefhebber waar de schuld ligt!  Want in weerwil van het alcoholverbod in de jaren 20 in de USA dronk hij vrolijk verder zodat de maffia de plaats overnam van de legale alcoholindustrie. Het was vervolgens diezelfde maffia die in de jaren 70 de internationale heroïnehandel ging controleren met vanaf die tijd al die andere drugs die door welke regering dan ook verboden werden. En aan deze trend komt maar geen eind nu zelfs wetten in de maak zijn om drugs te verbieden die er nog geeneens zijn! En hoe de maffia daar weer op zal reageren zou met bovenstaande terugblik een open deur moeten zijn! Ook voor diegene met die beschuldigende vinger richting de druggebruiker!

August de Loor

Al meer dan 50 jaar werkzaam voor een effectief drugsbeleid

Stand van zaken van het Nederlandse en Amsterdamse softdrugs- en coffeeshopbeleid

Zoals elke willekeurige filosoof zal beweren kan alleen maar met geschiedschrijving de actualiteit van welk onderwerp dan ook beschreven cq doorgrond worden. Ten aanzien van het Nederlandse en Amsterdamse drugsbeleid is 1976 een markant historisch jaar. Tot op de dag van vandaag wordt het in 1976 bij wet ingevoerde scheidingsbeleid tussen soft- en harddrugs  als DE start van een uiterst vooruitstrevend Nederlands drugsbeleid beschouwd

Echter als je vanaf 1976 terug blikt hoe dit beleid zich in de praktijk heeft ontwikkeld zijn er de nodige vraagtekens te plaatsen of dit beleid wel zo professioneel was. Voor hetzelfde geld kunnen daar  andere begrippen aan toegedicht worden zoals:

  • Het scheidingsbeleid was puur pragmatisch van nauwelijks tot geen aandacht voor het uitwerken van een progressief softdrugsbeleid met daarnaast de start van een grotendeels repressief beleid ten aanzien van harddrugs.
  • Deze repressieve ontwikkeling heeft zich ook afgespeeld tijdens de heroïne/junken decennia van de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw. Met als bijeffect van dat toen in de tweede helft van de jaren 80 het junkieprobleem afnam de overheid dit toedichtte aan haar repressieve beleid.
  • Het was dit toe-eigenen van dit succes wat model stond voor, begin jaren 90, de start van een repressief beleid ten opzichte van softdrugs. Deze repressie kwam op gang tegen zowel coffeeshops als tegen de kweek van Nederwiet, terwijl dit laatste nog aan haar prille startfase stond en ergo juist aanleiding had moeten zijn om deze kweek te legaliseren.

Deze en een aantal andere stellingen kunnen als tegenwicht beschouwd worden ten opzichte van de algemene opinie als zou het Nederlandse drugsbeleid in alle opzichten baanbrekend zijn geweest, progressief of vooruitstrevend. Deze notitie zal daar op basis van een terugblik over de afgelopen decennia over de afgelopen tot 1976 aan toe de nodige vraagtekens bij. Dit aan de hand van een terugblik over zowel het Nederlandse als Amsterdamse softdrugs- en coffeeshopbeleid.

 1976 en 1997

Het waren deze twee jaren waarin opmerkelijke besluiten genomen zijn wat de mogelijkheid bood voor het ontwikkelen van een progressief en flexibel softdrugs- en coffeeshopbeleid met het legaliseren van cannabis in het verschiet.

1- 1976; cannabis op lijst 2 van de Opiumwet, lees het scheiden van de markt van die van softdrugs met die van harddrugs

In de praktijk betekende dit: De politieke erkenning van dat de coffeeshop het meest effectieve en praktische instrument is in het realiseren van dit scheidingsbeleid

2- 1997; het gedoogbeleid voor coffeeshops geformaliseerd in de gedoogcriteria AHOJ-G ( en decennia later aangevuld met de i van het I-criterium, lees de “halve” Wietpas)

De vraag die gesteld moet worden is of deze twee besluiten de coffeeshopbranche de mogelijkheid bood om op een professionele manier in te spelen op de sinds de jaren 70 ontwikkelingen naar een multi-culturele samenleving met daarbinnen een geleidelijke vervolksing in het gebruik van cannabis in sociale klasse, etniciteit en leeftijd. Een ontwikkeling wat een robuuste coffeeshopbranche verlangde, min of meer vergelijkbaar met cafés van het in een sociale en gereguleerde omgeving  nuttigen van alcohol. DE COFFEESHOP, HET ALOUDE FENOMEEN VAN CAFE/SLIJTERIJ MAAR DAN NIET VOOR ALCOHOL MAAR VOOR CANNABIS!

Maar wat leert de afgelopen 50/60 jaar? Daar waar ten aanzien van alcohol een enorme toename in aantal en soorten uitgaansgelegenheden en type cafés op gang kwam ( met op de achtergrond een voorwaardenscheppende overheid) speelde zich binnen de coffeeshopbranche een volstrekt tegenovergestelde ontwikkeling af. Een opsomming aan feiten:

  1. Van de nog in de jaren 70/80 ongeveer 2000 coffeeshops in Nederland zijn er nog pakweg 5/600 over,
  2. Door het rigide nuloptiebeleid zijn deze shops ook nog zeer onevenwichtig verspreid over het land,
  3. Door die rigoureuze afname is ook de diversiteit aan soorten coffeeshops ingrijpend afgenomen,
  4. !n het kielzog hiervan is een niet te stoppen proces op gang gekomen van dat het overgrote deel aan coffeeshops nog louter afhaaladressen voor cannabis zijn,

Daar waar een robuust landelijk en lokaal coffeeshopbeleid nodig was, welke in staat was om op de sinds de jaren 70 ingrijpende maatschappelijke veranderingen te kunnen inspelen (in met name de vervolksing van het gebruik van cannabis) is exact het tegenovergestelde gebeurd. Hier zijn een aantal oorzaken voor aan te wijzen;

  1. Van een, vanaf 1976 ontwikkeling naar een duurzaam lokaal en landelijk softdrugs-en coffeeshopbeleid is nauwelijks sprake geweest! Alle aandacht richtte zich op het heroïne probleem
  2. En toen in de tweede helft van de jaren 80 het heroïneprobleem snel in omvang afnam, dichtte de overheid dit ( onterecht) toe aan haar repressiebeleid
  3. Op basis van deze onterechte veronderstelling kwam in 1992 de repressie tegen coffeeshops op gang; een veelheid aan gelegenheidsargumenten gingen daar aan vooraf zoals dat coffeeshops in harddrugs dealden, er teveel shops waren, wapens te koop waren en andere illegale praktijken.
  4. Een ander argument was in die tijd de doorbraak in de kwaliteit van Nederwiet wat meer en meer op de menukaart van coffeeshops verscheen maar door OM/politie/Justitie als zeer verontrustend omschreven werd (als zou er teveel THC in zitten terwijl er hoogstens sprake was van een inhaalslag met het THC gehalte met die van buitenlandse hasj en wiet)

Vanaf 1992 kwam dus pas een softdrugs- en coffeeshopbeleid op gang  maar stond dit in het teken van repressie ( niet alleen op basis van eerder beschreven veronderstelde succesformule van hoe de heroïne bestreden was maar ook dat in die tijd de eerste politieke sentimenten tegen het gedoogbeleid op gang kwamen). Dit leidde tot de start van een forse reductie in het aantal coffeeshops in Nederland ( waardoor de onevenwichtige spreiding van coffeeshops nog nijpender werd. En daarnaast ontstond een nieuw fenomeen van door lokale overheden georganiseerde coffeeshops, het zogenaamde Bussums coffeeshopmodel!).

Opmerkelijk was dat Amsterdam niet in deze landelijke trend meeging ( mede dankzij de inbreng van de BCD richting de gemeenteraad en in een aantal commissies, wat resulteerde in 24 aanbevelingen van onder andere het onderbrengen van coffeeshops in het lokale horecabeleid, het in stand houden van het netwerk van lokale coffeeshops incluis het pleidooi van het snel legaliseren van de achterdeur). Van op politieke sentimenten sluiten van coffeeshops was in die tijd in Amsterdam geen sprake!

Daarentegen kwam wel de bestrijding van Nederwiet op gang daar waar begin jaren 90 het DE ideale gelegenheid was geweest om die kweek te legaliseren ( van n.b. een bedrijfstak die nog niet gecriminaliseerd was).

1997, de formalisering van de coffeeshopbranche, de gedoogcriteria.

Deze gedoogcriteria had de opmaat kunnen zijn voor een nieuwe poging van het ontwikkelen van een robuust coffeeshopbeleid. Echter ontbrak het aan een aantal fundamentele voorwaarden om dit te realiseren zoals het niet willen stoppen met het nuloptiebeleid, het door blijven gaan met de bestrijding van de Wietkwekerijen, het niet willen legaliseren van die kweek. Daarnaast nam in die tijd ook de sentimenten tegen het gedoogbeleid sterk toe, begon de manie tegen de percentages THC in Nederwiet steeds meer bizarre vormen aan te nemen, begonnen jeugdhulpverleners, schoolhoofden, psychiaters alarm te slaan als zou cannabis geen softdrug meer zijn maar een harddrug, enz,

Het waren al deze processen die geleidelijk het fundament van het softdrugs- en coffeeshopbeleid verzwakte, lees een harddrugsbeleid kwam op gang tegen softdrugs. En wel in haast letterlijke zin zoals analoog aan de in 1996 opgerichte Unit Synthetische Drugs (USD) in de bestrijding van XTC de later opgerichte Nationale Taskforce in de bestrijding van wietkwekerijen, met alle gevolgen van dien van een criminalisering van deze bedrijfstak (wat vervolgens weer aanleiding was voor het intensiveren van de bestrijding tot op de dag van vandaag).

Op basis van de veronderstelling als zou het Nederlandse gedoogbeleid averechts uitgepakt hebben ( in letterlijke zin door het ministerie van Justitie als failliet omschreven werd) kwam een veelheid aan maatregelen op gang wat tot een verdere afbraak van het coffeeshopbeleid leidde.

  1. De landelijke trend van het op politieke gronden sluiten van coffeeshops ging onverminderd door
  2. Aanscherping van de sanctionering bij het overtreden van de gedoogcriteria, dus ergo een verdere ontwikkeling van het sluitingsbeleid
  3. Een landelijke Trimboscampagne van dat:  “Softdrugs haar onschuld verloren heeft!” en als zou cannabis tot verslaving leiden, tot psychoses, enz
  4. Het voorstel van de regering om cannabis met een THC gehalte van 15% als een harddrug te beschouwen met plaatsing op lijst 1 van de Opiumwet,
  5. De invoering van de scholenafstand
  6. De invoering van de Wietpas (het latere I-Criterium)

Met naast op basis van de anti gedoog sentimenten bovenstaande  aanscherping van het softdrugs- en coffeeshopbeleid de invoering van de Anti Tabakswet ( met als gevolg dat nog meer coffeeshops haar horeca ontmoetingsfunctie sloot)

Een aantal van bovenstaande maatregelen waren ook het resultaat van de in 2010 verdere aanscherping van het Nederlandse drugsbeleid. De in dat jaar gestarte regeringscoalitie van VVD en CDA ( plus gedoogpartner PVV) introduceerde een volstrekt nieuw drugsbeleid op basis van de ondermijningsdoctrine als zou de georganiseerde drugsmisdaad de “touwtjes in handen hebben met een ondermijnend effect op de allerlei maatschappelijke sectoren ( de onderwereld die de bovenwereld corrumpeert) waarbij de overheid als het ware als een soort slachtoffer achteraan hobbelt”. Het is deze doctrine die zich de afgelopen decennia diep heeft “ingevreten” in de vele aspecten van het Nederlandse drugsbeleid zoals meer wettelijke bevoegdheden voor politie en justitie, meer mankracht en middelen in de bestrijding van cannabis, de dreigende invoering van de Stofgroepenwet, de popularisering van het beleid van schaarse vergunning, het anti witwasbeleid van banken ( wat zich vooral concentreert op wat direct als indirect met drugs van doen heeft, dus ook coffeeshops). En tot zelfs hoe het experiment van de legale toevoer van cannabis aan de achterdeur van coffeeshops is opgezet zijn die sentimenten van de ondermijningsdoctrine terug te zien.

Het Amsterdamse coffeeshopbeleid

Zoals eerder omschreven ging vanaf 1992 Amsterdam niet mee in de landelijke anti sentimenten ten aanzien van coffeeshops. Het gevolg hiervan was dat Amsterdam ten opzichte van de rest van Nederland geleidelijk aan in percentage steeg wat betreft het aantal coffeeshops ( vanaf eind jaren 90 tot op heden een min of meer vast percentage van 30%). Het was het overleg van het stadhuis met de BCD en andere sleutelfiguren wat een veelheid aan praktische oplossingen ( of compromissen) opleverden van de, op dat moment actuele onderwerpen van het Amsterdamse softdrugs- en coffeeshopbeleid, zoals het verbod op het schenken van alcohol, het stoppen van het overconcentratiegebiedenbeleid, Spacecakebeleid, het beleid van het HITteam, geen actieve uitvoering van de scholenafstand, van het afwijzen van de wietpas, enz. Dit alles op min of meer wederzijdse erkenning van dat de coffeeshop het belangrijkste instrument is in de scheiding der drugsmarkten.

De anti-sentimenten ten aanzien van coffeeshops kwam in Amsterdam op gang bij de start van Project 1012. Coffeeshops, van vooral die in de binnenstad, kwamen in de spotlights te staan als zouden zij de oorzaak zijn van overlast , van het aantrekken van drugstoerisme van een categorie van laagwaardig toerisme waar Amsterdam niet op staat te wachten. Daarbovenop sloop ook de landelijke VVD/CDA/PVV ondermijningsdoctrine het Amsterdamse stadhuis binnen met de omschrijving als zouden coffeeshops criminogene ondernemingen zijn.

Het was deze omslag in denken wat een proces op gang bracht van het sluiten van een veelheid coffeeshops in de binnenstad. En ook het rigide beleid van de scholenafstand kreeg steeds meer vaste voet aan de grond in Amsterdam, met later de politieke uitruil tussen Amsterdam en de regering van de Wietpas met die van de scholenafstand met nu ook stadsbreed een forse reductie van het aantal coffeeshops. Het was daarbij steevast het argument van het stadhuis van dat Amsterdam die reductie zich wel kon permitteren aangezien Amsterdam tot wel 30% van het aantal coffeeshops in Nederland binnen haar stadsgrenzen heeft.. Een bizar argument aangezien dit percentage al decennia een constante is van EN een forse reductie van het aantal coffeeshops in het land EN vergelijkenderwijs een reductie in Amsterdam met dus de logische vraag wanneer die redenering stopt? Het is die redenering die het besef in de weg staat dat de forse reductie van het aantal coffeeshops in Amsterdam zowel tot een verschraling leidt in de diversiteit van coffeeshops plus dat dit steeds meer coffeeshops zich beperken tot louter verkoop van cannabis.

In deze zorgwekkende ontwikkeling van het Amsterdamse softdrugs- en coffeeshopbeleid is vanaf begin dit jaar een volstrekt nieuwe weg ingeslagen. Met de goedkeuring van de gemeenteraad op 28 januari van de notitie van de Driehoek met voorstellen over het beheersbaar maken van de Amsterdamse cannabismarkt heeft het stadhuis radicaal gebroken met het uitgangspunt van dat de coffeeshop het instrument is van het scheiden der drugsmarkten. De Amsterdamse coffeeshopbranche wordt nu omschreven als een branche met een ondermijnend effect op de bovenwereld. In al de notities van het Adviesburo drugs en alle adviezen die ik voor de BCD heb geschreven wijs ik op de verregaande consequnties van deze radicale omslag wat zich veel verder zal uitstrekken dan alleen de invoering van het I-Criterium in Amsterdam.

Het is mijn hoop dat op de Algemene Ledenvergadering van de BCD van vandaag het besef doordringt van dat alles in het werk gesteld moet worden om deze omslag in het Amsterdamse coffeeshopbeleid te stoppen. Met al het lobbywerk van het Adviesburo en alle suggesties hoe die omslag te stoppen is dat mijn bijdrage daarbij!

Descending the Mountain, een film met een visie! Gaat dat zien!

Beste Lezer

Een aanrader, de film: DESCENDING THE MOUNTAIN

Een ode van wat de paddo voor de nieuwsgierige mens aan kennis en inzicht schenkt. De film  Descending the Mountain is een zoektocht naar dat er meer is tussen hemel en aarde, en dat is veel! En die ode wordt niet overgebracht door wereldvreemde zweverige types maar door zeer integere personen van een verbond tussen een Zwitserse wetenschapper en een sjamaan. Gaat dat zien!                                                                                                                                                            En terugblikkend! Deze film maakt ook tragische duidelijk op welke bekrompen, bevoogdende en angstgronden een CDA minister in 2008 het gebruik van Paddo,s in Nederland verbood! 

SYMPOSIUM; PLEIDOOI VOOR HET LEGALISEREN VAN DRUGS

De Stichting Drugsbeleid bestaat dit jaar 25 jaar. Wij zouden liever op onze lauweren rusten, maar de jammerlijke staat van het Nederlandse drugsbeleid verhindert dat. Daarom organiseren wij een symposium. Het vindt plaats op vrijdag 1 oktober a.s. in de Amsterdam Toren aan het IJ, aanvang 14.00 uur met inloop vanaf 13.30 uur.  Wij nodigen U daartoe van harte uit. Het aantal zitplaatsen is beperkt, dus meldt U snel aan (zie onder). Er zijn geen kosten aan verbonden.

Motto van het symposium is: “Drugsprobleem: oorsprong en oplossing”.

De producent van drugs, de verkoper en de gebruiker van drugs zijn blij met elkaar en berokkenen geen schade aan derden. Geen delict dus, hooguit een gezondheidsprobleem. Nu komt de overheid tussenbeide en zegt als het ware: “drugs zijn schadelijk voor de gezondheid, wij willen niet dat ze gebruikt worden. Wij achten onze volwassen burgers te dom of te slap om er af te blijven, daarom gaan we het ze onmogelijk maken om er aan te komen”.

Die strategie is mislukt, drugs zijn overal te koop, soms kun je ze zelfs 24/7 laten bezorgen. Het ontbreken van kwaliteitscontrole schept extra risico’s. Daarnaast heeft het criminaliseren van deze gezondheidskwestie geleid tot een steeds machtiger en grimmigere criminaliteit. Die groeit onze samenleving boven het hoofd. Weer miljoenen erbij voor de bestrijding biedt niemand meer echte hoop. Dat is hozen met de kraan open.

 Oplossing: een nieuwe strategie. Een die drugs toelaat maar nu met écht effectieve drempels voor de beschikbaarheid. Die drugs bevrijdt van de aantrekkingskracht van het verbodene. Die zorgt voor zindelijke productie zonder afvaldumpingen. Die daarmee de drugscriminaliteit in zijn kern aantast. De binnenlandse illegale markt valt weg, en er komt capaciteit vrij om doorvoer en export effectiever te bestrijden.

Ondanks de huidige overdadige aanschafmogelijkheden blijkt de grote meerderheid van gebruikers op een beheerste manier met drugs om te gaan. Onze coffeeshops, de legale verstrekking van heroïne en andere verzachtende maatregelen hebben niet geleid tot meer gebruik en verslaving dan in vergelijkbare landen.

Voor xtc hebben wij een model voor productie, verkoop en aanschaf uitgewerkt. Hetzelfde model kan gaan gelden voor amfetamine en cocaïne. Samen met een alomvattende regeling van cannabis zal dan het overgrote deel van de drugs onder controle zijn gebracht. Wat overblijft is een gezondheidsvraagstuk van goed beheersbare omvang.


PROGRAMMA SYMPOSIUM

13.30 zaal open

14.00 WELKOMSTWOORD door DAGVOORZITTER FLEUR WOUDSTRA, bestuurslid SDB
RAIMOND DUFOUR, voorzitter SDB 25 JAAR SDB – hoe brengen we het drugsprobleem terug tot de kern: een gezondheidsvraagstuk van goed beheersbare omvang.

14.10 WILLEM BACKER, strafrechtadvocaat te Rotterdam; de politie is de helft van haar tijd bezig met drugscriminaliteit, en schiet daarom steeds meer tekort in het bijstaan van de burger bij andere delicten. Opsporingsmethoden uit de bestrijding van zware georganiseerde drugscriminaliteit sluipen die van lichte delicten binnen.

14.20 MARTINUS STOLLENGA, secretaris SDB, verslavingszorg, cliëntenbeweging
De Drugswinkel, het model waarin productie, transport, verkoop en aankoop van XTC
gereguleerd worden toegestaan.

14.30 WIM VAN DALEN, directeur van STAP, het Nederlands Instituut voor alcoholbeleid
Wanneer winst de overhand krijgt, over de problemen die ontstaan wanneer productie en
handel van een riskant roesmiddel als alcohol worden overgelaten aan op winst gerichte
bedrijven.

14.45 – 15.15 – pauze

15.15 AUGUST DE LOOR, Adviesburo Drugs; essentieel voor een succesvolle regulering van drugs is inbedding vanuit de belevingswereld van gebruikers. Ervaringen uit de afgelopen jaren en vooruitblik.

15.25 discussie met zaal en sprekers, onder leiding van FLEUR WOUDSTRA,

16.00 – 16.45 napraten met borrel en hapjes

De Stichting Drugsbeleid (opgericht 1996) zet zich in voor een drugsbeleid met minder gezondheidsrisico’s en minder criminaliteit. Het bestuur bestaat uit onafhankelijke deskundigen. In de Raad van Advies hebben oud-ministers en prominente personen uit medische en juridische kring zitting. Website: www.drugsbeleid.nl

Adres Symposium;
Amsterdam Toren, Overhoeksplein 3, 1031 KS Amsterdam.
U kunt het Symposium ook digitaal volgen. Let wel, inspreken en mee discussiëren is dan beperkt mogelijk. Meld u zich daarvoor aan per mail bij stollenga@home.nl en dan wordt u de link toegestuurd.

Beeldvorming-stigma-drugstoerisme-binnenstad

Naar aanleiding van alle ophef onder buurtbewoners, politici, Halsema, Tops/Tromp, over hoe slecht de Amsterdamse binnenstad er voor staat en dat al die DRUGSTOERISTEN al blowend, kotsend, schreeuwend het Amsterdamse WERELDERFGOED “onder de voet lopen” ben ik in mijn archief gedoken en een onderzoek uit 1987 gevonden over diezelfde Amsterdamse binnenstad.
Het rapport: OVER LAST IN DE AMSTERDAMSE BINNENSTAD maakt pijnlijk duidelijk dat de aanpak toen tegen het heroïneprobleem en de raam/autoprostitutie grotendeels gebaseerd was op stigma en vooroordelen met logischerwijs weinig verbeteringen voor het leefklimaat van de binnenstad. En nu 35 jaar later is er nauwelijks iets veranderd en overheersen beeldvorming, gebrek aan historisch inzicht de boventoon in de discussie over de binnenstad.
Sterker nog: Waar toen de buitenlandse heroïneverslaafden in Amsterdam als DRUGSTOERISTEN werden weggezet krijgen nu buitenlandse liefhebbers van een jointje dezelfde titel opgeplakt.

 

OVER LAST IN DE BINNENSTAD VAN AMSTERDAM  

Onderzoeksrapport Adviesburo Drugs (1987, in opdracht van het stadhuis)

Drugstoerisme, straatjunkies, de pillenbrug, heroïneprostituees, straatprostitutie zijn alom gebruikte termen ( tot in de officiële rapportages aan toe) welke echter een verwrongen beeld geeft van wat er zich aan ontwikkelingen afspelen binnen de wereld van prostitutie en drugs. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een beleid gebaseerd op dergelijke verkeerde begrippen niet dat rendement oplevert zoals beoogd. Voor de aankomende toerist is het Centraal Station een onhandig, onzeker makend gebouw hoe verder de weg te vinden in Amsterdam. Op die onzekerheid speelt het gilde van (illegale) hotelrunners  in.

Het beperken van de overlast van runners is gebaat bij betere bewegwijzering in het Centraal Station. Het openen van een service-desk voor met name jonge reizigers/bezoekers strekt daarbij tot aanbeveling. Dit is effectiever dan het steeds maar weer nemen van repressieve maatregelen tegen runners.

In de gamble halls dient een strikte afscheiding te komen tussen behendigheidspelletjes en gokkasten. Voor heroïneverslaafden zijn metrostations handige plekken om te gebruiken ( relatief warm en met de vele “blind spots” kan relatief onzichtbaar “geshot” of “gechineest” worden). In plaats van het opjaagbeleid van junks uit de stations is het beter te kiezen voor aanpassingen aan de perrons ( zoals het beperken van die “blind spots”).

De Martelaarsgracht vertoont wat betreft historie, stedelijke functie als ligging ten opzichte van het C.S. opmerkelijk veel overeenkomsten met de kop van de Zeedijk. En dit was ook het geval bij de opkomst in 1972 van heroïne waar beide gebieden dezelfde toeloop aan gebruikers en dealers te verwerken kreeg, met als opvallende constatering van dat in het verdere verloop van dit probleem de verschillen in het leefklimaat tussen beide gebieden steeds groter werd. Deze verschillen verliepen haast evenredig met de verschillen in bestrijding in beide gebieden van het heroïneprobleem. Met als belangrijke constatering van dat ondanks de meer intensieve bestrijding van het heroïneprobleem op de kop van de Zeedijk dit gebied ernstiger in verval raakte dan de Martelaarsgracht.

Amsterdam is de enige stad in de wereld waar het heroïneprobleem zich niet alleen opmerkelijk openlijk maar ook grotendeels afspeelt in de binnenstad (en niet zoals in andere wereldsteden in de arme buitenwijken). Het zijn deze twee bijzonderheden waar Amsterdam haar stigma aan te danken heeft als zou het de drugshoofdstad van de wereld zijn waarbij het slappe, tolerante (gedoog) drugsbeleid van het stadhuis als belangrijkste oorzaak genoemd wordt!

De werkelijkheid is anders en in sommige opzichten juist andersom. Het ontbreken van achterstandswijken, de relatief snelle besluitvormingsstructuur op wijkniveau, de vanaf begin jaren 70 aantal ingrijpende wijzigingen in de mondiale smokkelroutes van heroïne, de gebrekkige opvang van de eerste generatie Surinaamse jongeren, het opjaagbeleid van verslaafden door de Amsterdamse politie/justitie zijn een aantal invloeden dat vanaf 1972 het heroïneprobleem zich in de binnenstad concentreerde.

En wat betreft het openlijke karakter van het heroïneprobleem was dat deels het gevolg van het beleid van inloop/opvangcentra voor verslaafden, van laagdrempelige verslavingszorg, van spuitomruilprojecten, kortom al die voordelen van een pragmatisch drugsbeleid waardoor het heroïneprobleem zichtbaar bleef, maar daardoor beter controleerbaar. En met het gedoogbeleid van het scheiden der drugsmarkten  ( met de coffeeshop als belangrijkste uitvoerend orgaan) bleef ook het heroïneprobleem in Amsterdam ( en de rest van het land) relatief klein ( dit in tegenstelling tot menig vergelijkbare stad in de rest van de wereld).

Vanaf 1978 nam in Europa de bruine heroïne uit Afghanistan (in de volksmond Turkse heroïne genoemd) de plaats in van witte heroïne uit Thailand, Birma en Vietnam ( de Gouden Driehoek heroïne). Doordat de Turkse heroïne via allerlei Midden Oosten en Europese smokkelroutes verhandeld werd nam de rol van Amsterdam als belangrijke doorvoerstad van heroïne naar het Europese achterland af. Dit zorgde voor een kettingreactie aan veranderingen zoals het geleidelijk opdrogen van de toestroom van buitenlandse verslaafden naar Amsterdam. Deze en andere afname van het heroïneprobleem werd echter door de Amsterdamse overheid toegedicht aan allerlei lokale maatregelen in het bestrijden van de overlast door verslaafden, het Zeedijkherstelplan, enz.

Het Zeedijkherstelplan heeft voor een groot aantal negatieve bij-effecten gezorgd. Wat betreft het heroïneprobleem verplaatste dit zich naar andere delen van de binnenstad zoals de Nieuwmarkt, achterkant Paleis op de Dam, metrostations om vervolgens op te duiken in de arme, kwetsbare volkswijken van de stad zoals de Bijlmer, Dapperbuurt, enz.

Door de opkomst onder heroïnegebruikers van de polydrugtrend is de straathandel ingrijpend veranderd in de binnenstad.

Wat de politie en de verslavingszorg 20 jaar niet gelukt is, n.l. een concurrerende muur opwerpen tegen de populariteit van heroïne, is door de ontwikkeling van de polydrugtrend wel op gang gekomen. 

Prostitutie

Het prostitutieconcept op de Wallen is al jaren achterhaald. Echter wordt van stadhuis tot penoze, van bezoeker tot buurtbewoner de schuld van de neergang op de Wallen grotendeels toegedicht op de aanwezigheid van heroïneverslaafden.

Met onder andere de “Albert Mol, haar van boven” romantische associaties over raamprostitutie is er onvoldoende besef van wat zich daarbinnen aan zorgelijke processen voordoen. De werkomstandigheden zijn voor vele prostituees nogal zorgwekkend.

De term straatprostitutie verhult de fundamentele verschillen tussen peeshotelprostitutie en autoprostitutie.

Doordat de tippelprostitutie vanaf de jaren 60 niet in de verzakelijking/vercommercialisering van de andere vormen van prostitutie paste ( zoals die van raamprostitutie) verdween deze vorm van prostitutie om daarna op te komen als autoprostitutie in de Utrechtsestraat, op de Stadhouderskade, achter het CS, enz. Het stadhuis heeft in die transitie een bijdrage geleverd middels het sluiten van peeshotelletjes en het verbieden van tippelen.

Autoprostitutie is per definitie overlast gevend. Bij autoprostitutie ontbreekt het de prostituee aan voldoende bescherming en sociale controle. Bij autoprostitutie ontbreekt het nauwelijks aan een  drempel om in deze werksoort te stappen.

In Memoriam Gert Thesingh Amsterdamse straathoekwerker

“ Naar hetzelfde kijkend hadden wij, zonder naar elkaar te hoeven kijken, meteen dezelfde oplossingen in ons hoofd. “   “ Een met al die snelle veranderingen in drugs en druggebruik de meest efficiënte vorm van aan de slag gaan. “

Dit kenmerkte onze samenwerking toen in de jaren 70 in Amsterdam de heroïne toesloeg, en daarna polydruggebruik onder junkies, en daarna de gesel van de base-coke verslaving (onder vooral de Surinaamse verslaafden).
En toen bovenop dit alles sloeg ook nog begin jaren 80 de AIDS toe: Dat werd letterlijk en figuurlijk een strijd op leven en dood van degene die spoten.
En toen eind jaren 80 dit allemaal redelijk beheersbaar werd (junkies werden ouder), kwamen hele andere uitdagingen op ons pad.
De in de jaren 80 opkomst van geheel nieuwe vormen van uitgaansculturen met dito nieuwe uitgaansdrugs met XTC als de meest markante.
Nieuwe uitdagingen stonden te wachten van de strijd tegen vervuilde XTC en hoe mega HOUSE PARTIES gezond en veilig konden verlopen.
En toen brak de jaren 90 los met als meest opmerkelijke van dat de overheid NIETS geleerd had van de decennia daarvoor van dat door het bestrijden van heroïne de epidemie zich alleen maar had verhard. Begin jaren 90 kwam die bestrijding in volle omvang weer terug maar nu gericht op het sluiten van coffeeshops, van het oprollen van wietkwekerijen en later dat decennium van de bestrijding van productie en handel van XTC.

En dit repressiedenken is er tot op de dag van vandaag: verwoord in een recente uitspraak van een VVD Tweede Kamerlid:

“De beste remedie om druggebruik te voorkomen zijn drugs te verbieden die nog gemaakt moeten worden”  (Het waren Gert en ik met meteen weer dezelfde gedachte op deze waanzinnige uitspraak van dat tot op heden alle drugs afkomstig zijn uit de farmaceutische industrie).
Het was Gert die daar binnen het Adviesburo Drugs steeds maar weer de vinger op legde hoe op deze neergang van het Nederlandse beleid gereageerd moest worden met als laatste opmerking vanaf zijn ziekbed:
“Als het drugsbeleid in Nederland zover onder nul zakt dat zelfs toeristen geen jointje meer mogen roken in een coffeeshop heeft de overheid geen enkele les geleerd van 50 jaar drugsbeleid.”
“Het roept de vraag op, of het internationaal oh zo bejubelde tolerante en pragmatische Nederlandse drugsbeleid überhaupt ooit bestaan heeft.”

Lieve Gert, rust in vrede!

August de Loor

50 jaar verzameling van waterpijpen chilms kiefpijpjes stempels enz

Vanaf de start, 51 jaar geleden in het werk in de wereld van drug en druggebruik heb ik druggerelateerde spullen verzameld uit de uiteenlopende drugsmarkten van die van smartproducten, cannabis tot die van hallucinogenen, uitgaansdrugs tot de wereld van heroïne en rookbare cocaïne. Uit binnen en buitenland verzameld, gekocht, gekregen , geschonken is dit een uitgebreide verzameling geworden met onderstaande foto,s van die van de wereld van cannabis attributen, veel kijkplezier!   Met dank van wijlen Herman Matser met zijn collectie aan pijpen en chilms die hij middels zijn reizen naar Pakistan, Afghanistan en andere landen verzameld heeft

Ps. Wie interesse heeft om de collectie te zien of iets te kopen, bel mij 06-222 50 820