Hoe Paul Vugts de eerste twintig jaar van de MDHG
De Amsterdamse ‘Junkiebond’ MDHG bestaat veertig jaar. Hoe de pioniers, ook tegen de politieke stroom in, de ene na de andere innovatie bevochten die in vele buitenlanden werd overgenomen. Medeoprichter August de Loor is trots.
journalist; Paul Vugts
AMSTERDAM
Het ‘opium schuiven’ in de jaren vijftig – in de Chinese opiumkits en gaandeweg ook door Amsterdamse kunstenaars – was tot daar aan toe. De opkomst in de jaren zestig van cannabis en lsd (onder hippies) en speed (onder studenten) wekten nog overzichtelijke zorgen. Hét drugsprobleem dat begin jaren zeventig in Amsterdam explodeerde was de heroïne.
Het verhaal is bekend.
De op ‘bruin’ overstappende opiumschuivers, de geflipte hippies en de eerste generatie Surinamers die in de aanloop naar de onafhankelijkheid op goed geluk naar Amsterdam kwam: aan een bonte mix van harddruggebruikers bleef heroïne razendsnel ‘plakken’: ze raakten verslaafd. De sombere jeugdcultuur waarin steeds meer werkloze jongeren zich verloren waanden, hielp niet: ook die groep raakte in de greep. De kop van de Zeedijk werd een nogoarea – al leek het de gebruikers eerst een roze wolk waarbinnen ze zich konden afsluiten van de boze buitenwereld.
Surinamers en Antillianen ‘chineesden’ (rookten) de heroïne, de rest spoot.
“De overheid reageerde zoals de overheid sindsdien altijd op drugs reageert,” fulmineert August de Loor, die al die decennia later zijn energie niet is verloren. “Met het beruchte tweesporenbeleid: enerzijds de gebruikers criminaliseren en opjagen en ze anderzijds als zielige patiënten beschouwen en betuttelen omdat drugsgebruik op zich als een psychische aandoening wordt gezien.”
De Loor was vanaf eind jaren zestig de eerste Amsterdamse straathoekwerker, zoals dat in goed Nederlands heette, en wond zich op. Dat kan hij. Tot hij in de Volkskrant in 1975 een advertentie las waarin ene Johan Riemers, medeoprichter van de PSP, zijn Medisch-sociale Dienst voor Heroïne Gebruikers aankondigde: MDHG. Al snel stond de lettercombinatie voor rondere taal: Maak De Hulp Gewoon. Het pand aan de Binnenkant 46, hartje centrum, werd een bastion voor de junkies, hun naasten en kritische hulpverleners die ruim wilden denken.
“Johan was tegen dat tweesporenbeleid en zocht de derde weg: de gebruikers niet wegstoppen, maar serieus nemen en laagdrempelige hulp bieden. Ik was verkocht. We gingen junkies niet opsluiten in gevangenissen of verre klinieken, maar ín de stad zorg bieden waarin ze serieus werden genomen.”
Dat werd de filosofie waarmee de MDHG – vaak tegen de stroom in – het pionierswerk verrichte dat eerst zorgen baarde, om later toch ook bewondering te oogsten. De Loor: “Zo begon pas deze eeuw het op medische gronden verstrekken van heroïne waarvoor de MDHG al in de jaren zeventig plannen had.”
Dokter 10
MDHG steunde tien Amsterdamse huisartsen die heroïnegebruikers methadon verstrekten. De Loor: “Ze zagen kinderen naar de klote gaan die ze achttien, twintig jaar daarvoor nog op de wereld hadden geholpen. De reguliere verslavingszorg wilde de methadonverstrekking in eigen hand houden, centraal, maar de huisartsen dachten anders. Zo lang een gebruiker binding heeft met zijn of haar eigen omgeving, ligt dáár de kracht.”
De ‘buurtgerichte aanpak’
In dezelfde filosofie pleitte de MDHG voor wijkposten waar verslaafden terecht konden. “Het duurde helaas tot 1981 voor de gemeente deze visie serieus nam en er drie GGD-poliklinieken kwamen: één in de Jordaan in de Laurierstraat, één in Oost in de Eerste Oosterparkstraat en één in chic Zuid, in de Van Baerlestraat.”
Van die laatste werden de ruiten ingegooid door woedende buurtbewoners. De Loor zag het gebeuren. “Ik dacht eerst: ein-de-lijk wordt ons voorstel uitgevoerd. Maar de GGD opende de wijkposten naar mijn idee stiekem, zonder een appèl te doen op de buurt. We hebben er met de MDHG veel energie in gestoken voor die wijkposten draagvlak te krijgen in de buurten. Dat werkte veel beter.”
Waar de reguliere verslavingszorg toen alleen methadon verstrekte met het oogmerk de porties zo snel mogelijk af te bouwen, wilde de MDHG ‘een vaste onderhoudsdosis’. De Loor: “Extreme verslaving verandert je leven in een nachtleven. Om de zes uur heb je een shot nodig. Met een onderhoudsdosis methadon zonder verplichting af te kicken kan de gebruiker in plaats van zes uur, 24 uur redelijk functioneren. Zo kan die zijn leven proberen te normaliseren en hopelijk daarna helemaal afkicken.”
Vroeghulp
“Een verslaafde die in de cel belandde, lieten ze cold turkey afkicken als hij geen recht had op methadon bij de gratie dat hij bij de Jellinek liep. Ik heb de junken in het huis van bewaring aan het Kleine-Gartmanplantsoen nog horen gillen. Vechtend tegen alle opvattingen van politie, justitie, reclassering en verslavingszorg in, kregen wij vroeghulp voor verslaafde arrestanten van de grond. Achteraf bezien was dat een soort voorloper van de rijdende psychiater.”
Spuitenruil
MDHG organiseerde op donderdagavonden in het hoofdkwartier aan de Binnenkant het ‘rondje stad’: een overleg van iedereen die vond dat wat te overleggen viel. Met vooraf een kom soep en gratis hulp van een huisarts en een jurist schoven ook de verslaafden aan met verhalen uit de eerste hand over gevangenissen, afkickklinieken, vervuilde dope enzovoort.
De Loor: “Iedereen kon vertellen en inspireren, wat de kiem legde voor nieuwe plannen, zoals de spuitenomruil. De buurt klaagde over spuiten in de zandbak. Eerst gaven we wat junkies geld om die spuiten op te ruimen, maar die werden dan weggegooid.”
Ondertussen kwam de geelzucht op, door gebruik van elkaars vuile naalden.
“Rond 1980 begon de onvolprezen apothekeres Henny Rasker aan de Geldersekade met onze hulp een spuitenruilspreekuur. Wie een gebruikte spuit inleverde, kreeg een nieuwe. Zo bleven de vieze spuiten niet slingeren en hoefden de gebruikers spuiten niet te delen.”
“Toen het goed werkte, verplaatste het project zich naar MDHG. Per week werden duizenden spuiten geruild. We ontwierpen een mooi doosje voor alle attributen: de spuit, een lepel, een watje, ascorbinezuur (voor het spuitklaar maken van bruine heroïne). Een junkie is een individualist. Die houdt zoiets moois voor zichzelf en dat was nou net de bedoeling.”
“Toen aids ook de gebruikers besmette, gaven de Surinaamse en Antilliaanse rokers van heroïne de blanken les over hoe ze door op de juiste manier te roken dezelfde flash konden bereiken als met dat gevaarlijke spuiten. ‘Hé witte man, van roken krijg je geen aids!’ Zo hadden wij al een blauwdruk klaarliggen toen de reguliere hulpverlening het dodelijke gevaar van aids voor gebruikers onderkende.”
Het idee voor het spuitenruilen ging de wereld over. “Waar ook ter wereld zijn er nu plekken waar junkies spuiten kunnen ruilen. Het werkt tegen besmettelijke spuitziektes én zorgt dat de gebruikers in contact blijven met de samenleving.”