Maandelijks archief: oktober 2022
30 jaar DIMS – de geschiedenis van het testen van drugs
Drugs testen door de jaren heen
Op deze pagina nemen we u mee door de geschiedenis van het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS). Dat is een uniek systeem en bovendien een van de oudste drugstestsystemen wereldwijd. Vanwege het 30-jarig bestaan van het DIMS in 2022 vertellen we aan de hand van diverse mijpalen hoe het DIMS door de jaren heen veranderde.
Voor het DIMS: de jaren 70 en 80
Het testen van drugs in Nederland kent een lange voorgeschiedenis. Een belangrijke mijlpaal daarin was de start van het testen van cannabis begin jaren 70.
Koos Zwart en Eric Fromberg waren hierin pioniers. Zij verzamelden de cannabis via een landelijk netwerk. De testresultaten, plus voorlichting over veilig gebruik, werden wekelijks via een populair radioprogramma op zaterdagmiddag verspreid. Dit unieke project is van grote invloed geweest op het Nederlandse drugsbeleid.
De analyses werden uitgevoerd door professor van der Kamp en zijn medewerker Jan Filedt-Kok van het apothekerslaboratorium van het Wilhelmina Gasthuis ziekenhuis (het latere AMC).
Rond 1972/1973 werd er gestart met het testen van heroïne. Het drugsteam van Stichting Streetcornerwork Amsterdam – met August de Loor als voorman – zorgde voor de drugsmonsters. Dit initiatief beperkte zich uiteindelijk niet alleen tot heroïne. Ook andere drugs werden getest. Tegelijkertijd werd er ook aan preventie en voorlichting gedaan. Bovendien kon men waarschuwen voor vervuilde drugs als daar aanleiding toe was en werden berichten over drugs en drugsgebruik genuanceerd en geduid.
In 1986 startte Stichting Adviesburo Drugs een dagelijks spreekuur voor gebruikers van diverse drugs. Signalen over vervuilde drugs die via dit spreekuur binnen kwamen, benadrukten volgens August de Loor de noodzaak van het testen van drugs.
Een nieuwe drugs in tabletvorm: xtc
In 1987 gebeurde er iets opmerkelijks: voor het eerst diende zich in Nederland een nieuwe drugstrend aan in de vorm van een pil, xtc. Xtc werd razendsnel populair, maar in 1988 werd de werkzame stof xtc op lijst I van de Opiumwet geplaatst en ontstonden er zorgen over een toename in vervuilde xtc-pillen.
Om de aanwezigheid van vervuilingen snel te detecteren werd toen de tabletsneltestdetermineermethode bedacht. Op die manier kon het Adviesburo de consumenten op een effectieve manier waarschuwen. In samenwerking met het AMC werd een geheel nieuw systeem opgezet waarmee elk weekend de lijst met geteste xtc-pillen geactualiseerd kon worden. Daardoor werd het mogelijk om een breder publiek voor te lichten over de samenstelling van hun xtc-pillen.
In 1989 werd de Safe House Campagne opgezet in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Op die manier kon niet alleen getest worden op het dagelijks spreekuur van het Adviesburo Drugs, maar ook op grootschalige feesten in het land.
Voor meer informatie over de Safe House Campagne en de Stichting Adviesburo Drugs: August de Loor | Stichting Adviesburo Drugs
1992: de oprichting van het DIMS
De daarop volgende jaren werd er steeds vaker op feesten getest in het hele land.Dat kwam onder meer door de interesse van Erik Fromberg (die toen medewerker was bij het NIAD, de voorloper van het huidige Trimbos-instituut). In samenwerking met Stichting Adviesburo Drugs werd begin jaren 90 een plan gemaakt om de instellingen voor verslavingszorg in Nederland mee te krijgen. Het idee was om ook lokaal drugsspreekuren te houden. Daarnaast werden preventiewerkers verplicht om stage te lopen binnen de Safe House Campagne. In 1992 werden alle lokale initiatieven bij elkaar gebundeld en ondergebracht bij wat nu het Trimbos-instituut is: het DIMS als landelijke monitor.
Bij de oprichting van het DIMS werden 30 jaar geleden de volgende doelen gesteld:
- Het verzamelen van informatie over de actuele ontwikkelingen op de drugsmarkt en de trend daarin periodiek rapporteren.
- Deze informatie gebruiken voor preventie- en voorlichtingsactiviteiten ten behoeve van (aspirant)gebruikers.
- De reacties van (aspirant)gebruikers op het voor hun ontwikkelde voorlichtingsmateriaal gebruiken als basis voor het ontwikkelen van nieuw materiaal.
Andere essentiële functies van het DIMS die voortvloeiden uit het testen van drugs waren:
- Het beschermen van consumenten voor vervuilde middelen
- Het via de consument terugdringen van het aanbod van vervuilde drugs.
Trimbos-instituut
Het beheer van het DIMS kwam te liggen bij het Trimbos-instituut met Erik Fromberg als eerste projectleider. Vanaf dat moment leverden instellingen van verslavingszorg structureel drugsmonsters die gebruikers bij hen inleverden. Ook werden de drugsmonsters – die via het Adviesburo Drugs en de Safe House Campagne verzameld werden – geanalyseerd. Daarnaast verschenen er rapportages over de ontwikkelingen op de drugsmarkt en de – op dat moment aanwezige – vervuilingen.
De xtc-crisis
In 1997 was de eerste grote xtc-crisis: er was een tekort aan grondstoffen voor MDMA, de werkzame stof in xtc. Dit zorgde er voor dat andere stoffen als vervuiling opdoken. Een van deze stoffen was atropine. Dit zorgde voor veel gezondheidsincidenten, en de eerste grote landelijke Red Alert werd een feit.
Voor de Red Alert was een strategie afgesproken met alle DIMS-deelnemers. Toch ontstonden er interne problemen over hoe te waarschuwen over de situatie. Dit escaleerde tot de landelijke media.
De inmenging vanuit de hoek van justitie en de interne problemen binnen het project zorgden ervoor dat het DIMS-project bij de landelijke politiek op de radar kwam. In 1998 werden onder meer de begeleidings- en projectcommissie opgericht. Er was vaak overleg tussen de deelnemers onderling én met het ministerie van VWS, als opdrachtgever. Onder leiding van Inge Spruit, programmahoofd Epidemiologie van het Trimbos-instituut, én toenmalig minister Els Borst werden er een aantal onderzoeken gedaan naar xtc en het testen van drugs. In 1999 werd bij een bespreking in de Tweede Kamer besloten dat het DIMS door mocht gaan, maar alleen als monitor én als men dit via strikte protocollen deed. Onder leiding van Raymond Niesink stelde het DIMS deze protocollen op.
Klik op de afbeelding voor een vergrote versie.
Na het millenium
Vanaf 1999 (en officieel 2002: toen werd een motie aangenomen om het testen op feesten te verbieden) werd er niet meer getest op de dansvloer, maar alleen nog op kantoor. Bovendien kwamen er in 2002 werkafspraken met het Openbaar Ministerie (OM) om de spanningsverhouding tussn bescherming van de volksgezondheid en misdaadbestrijding beter hanteerbaar te maken. De voorwaarden die toen werden opgesteld zijn nog steeds van kracht.
DIMS als monitor
De kracht van het DIMS is dat het een netwerk is van samenwerkende partners: denk aan gemeentes, politie en medische diensten. Niet alleen regionaal, maar ook landelijk. Landelijke data worden geaggregeerd gedeeld met de deelnemende instanties en vormen een belangrijk onderdeel van de Nationale Drug Monitor.
Ook deelt het DIMS informatie met beleidsmakers en het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM). De informatie wordt ook gebruikt om preventiebeleid op te maken. Het Trimbos-instituut rapporteert als focal point aan het EMCDDA. Dat betekent dat het DIMS gesignaleerde trends en ontwikkelingen Europees deelt via het EMCDDA en het EU Early Warning System. In 2009 werd de Monitor Drugsincidenten (MDI) opgericht om druggerelateerde incidenten te monitoren. Het DIMS en de MDI werken sindsdien nauw samen.
Hoe de Olympische Spelen een rol speelde in de xtc-crisis
In 2009 was er wederom sprake van een grote xtc-crisis. Vermoedelijk doordat – in aanloop naar de Olympische Spelen in China van 2008 – veel strenger werd opgetreden tegen de productie en export van diverse chemicaliën, waaronder grondstoffen voor de productie van MDMA. Tijdens deze crisis boden producenten verschillende stoffen ter vervanging aan. Een daarvan was mCPP. Dat middel zorgde voor lichte hallucinaties en vaak ook misselijkheid en hoofdpijn. Een ander was mefedron (4-MMC). In de jaren daarna werden herhaaldelijk van dit soort nieuwe stoffen op de markt gevonden die nog niet op de lijsten van de Opiumwet stonden. Deze stoffen worden Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS) genoemd. Om bij te houden hoeveel van dit soort nieuwe stoffen per jaar worden aangetroffen is het DIMS sinds 2012 ook het landelijk Meldpunt Nieuwe Drugs gestart.
Sinds 2013 monitort het DIMS ook de online verkoop van drugs. Hierbij gaat het niet alleen om verkoop van legale NPS via webshops, maar ook van illegale drugs via het dark web.
Drugs OR- stickers in de Amsterdamse binnenstad, een nieuwe stijl om drugsklanten te lokken!
Het is deze aanhef van een artikel in de Volkskrant ( 17 oktober) waaruit schande sprak van dat dit zomaar kan. En ook de Amsterdamse politie sprak zijn bezorgdheid uit maar had helaas onvoldoende tijd om in te grijpen! Echter kan er ook op een andere manier naar deze stickers gekeken worden, met als eerste mijn mening van dat er geen sprake is van uitlokking. Al diegenen die geen interesse in drugs hebben zullen die stickers negeren. Diegene die heg nog steg in Amsterdam kent, maar voor de aanschaf van drugs niet met een straatdealer in zee wil gaan zal die sticker wel lezen ( waarmee ik niet wil zeggen van dat ik dergelijke stickers toejuich). Kortom, genoeg aanleiding voor het geven van een commentaar op dit Volkskrant artikel
Met mijn 50 jaar hulpverlening aan druggebruikers zie ik die stickers niet als uitlokking maar als een praktisch middel om voor de aanschaf van drugs niet afhankelijk te zijn van dat onvoorspelbare risicovolle verkoopcircuit van straatdealers. Het waren de junkies uit de vorige eeuw die dat al door hadden en ver weg van de straatdealer via hun mobieltje hun heroine, speed of basecoke gingen aanschaffen. Met de afgelopen decennia de 06-lijnen waar gabbers, studenten, parenclubs en de Yup hun favoriete XTC, snuifcoke of designerdrug tot aan de voordeur aangeleverd krijgen. En nu met al dat stedentoerisme en internationalisering van de vrijetijd- en uitgaansculturen zijn het de OR-stickers waarmee de middelen aangeschaft kunnen worden, een ontwikkeling wat zich niet exclusief in Amsterdam maar wereldwijd afspeelt.
Met een portie pragmatisme zou je mogen verwachten dat dergelijke trends serieus meegewogen zouden worden in beleid. Met als voordeel van dat het een substantiële bijdrage levert in het terugdringen van de straathandel, dus minder straatoverlast, minder straatverkoop van riskant versneden drugs, als wapen tegen de verontrustende gangvorming binnen straatdealscenes, het tegengaan van de aantrekkingskracht onder kwetsbare jongeren om straatdealer te worden, van minder berovingen van toeristen en meer veiligheid voor de bewoners
Niets van dat pragmatisme is zichtbaar, integendeel, repressie tegen drugs is waar de overheid in geloofd. Een geloof wat zover gaat met toen in de vorige eeuw de Zeedijk verlost was van het heroine-junkie-straatdealer probleem de Amsterdamse hoofdcommissaris dit aan zijn repressiebeleid toedichtte terwijl de junkenNokia daar meer van invloed op is geweest!