Ze bedachten de spuitenruil en vochten voor de emancipatie van de druggebruiker, maar veertig jaar na de oprichting merkt de belangenvereniging voor druggebruikers MDHG dat ook andere groepen de ‘Junkiebond’ vinden. “We zitten in een spagaat.”
Door Philippus Zandstra
Het pand aan het Jonas Daniël Meijerplein vormt een rustpunt voor wie op straat leeft. Een paar bezoekers van de Medische Dienst Heroïne Gebruikers (MDHG) drinken een bakje koffie, of rollen met de shagbuil op tafel een sigaret. In een kamer die op de rookruimte uitkijkt, staan een paar computers waar een bezoeker even iets op internet zoekt.
Wie daar behoefte aan heeft, kan met een van de medewerkers van de MDHG praten. Even de gedachten ordenen, zoals directeur Dennis Lahey het zegt: “Niet iedereen heeft zijn verhaal helemaal helder. Ik weet nog wel dat iemand hier kwam die allemaal nummerplaten uit zijn hoofd opdreunde.”
Vaak is het even bijkomen van het leven buiten. “Het liefst zouden sommigen hier een permanente opvang willen hebben.” aldus Lahey. Dat is alleen niet de taak van de vereniging. De ‘Junkiebond’ houdt zich – in naam – immers vooral bezig met de belangenbehartiging van druggebruikers.
Het is nog maar een kleine groep: Lahey schat het aantal gebruikers tegenwoordig op tweehonderd. Ze halen hun heroïne een paar honderd meter verderop, bij de Medische Suppletie Unit van de GGD en leiden tegenwoordig een regelmatig leven. “Het kost wat, maar het is een fractie van de maatschappelijke kosten zoals politie-inzet en ingetikte ruitjes.”
Slang
Hoe anders was het toen de bond veertig jaar geleden begon. Als straathoekwerker ziet oprichter August de Loor in de jaren zeventig de stormachtige opkomst van heroïne in de Amsterdamse binnenstad. “Ik dacht: Jezus wat is hier aan de hand! Ze zitten gewoon in een portiek te shotten, in hun enkels. Dat was nog nooit eerder gezien.”
Aanvankelijk zijn het de hippies, die gedesillusioneerd door het uitblijven van de love and peace aan de naald gaan. Maar ook een nieuwe groep blijkt vatbaar. Na de onafhankelijkheid van Suriname komen grote groepen jongeren naar Nederland voor een nieuw bestaan. Het onthaal blijkt echter kil, en zonder perspectief en familie lonkt de heroïne.
De overheid reageert met harde hand op de heroïne-epidemie. Drugs zijn verboden, dus wie gebruikt, moet óf de bak in, óf verplicht afkicken. “Gebruikers uit de stad werden op een totaal andere plek gedropt om af te kicken. Ja, dan ontgift je wel, maar de oorzaken van de verslaving blijven bestaan. En dan val je terug.”
In die tijd leest De Loor een krantenadvertentie van Jan Riemens (1918-2004), een bewoner van de binnenstad die een initiatief wil opzetten voor heroïnegebruikers. De twee blijken bij de eerste ontmoeting direct zielsverwanten. “We hebben elkaar gelijk omarmd. Ik was de straathoekwerker die maar wat deed, hij gaf de theoretische onderbouwing.”
Centraal in Riemens’ denken staat de derde weg. Probeer iemand zo lang mogelijk in zijn eigen buurt te houden en die ook bij het proces te betrekken. Een verslaafde zonder familie of vrienden zal namelijk nóg harder ja zeggen tegen de naald. “De problematiek was complexer en heviger dan alleen maar verslaafden opsluiten en elders laten afkicken. Dat maakte de samenleving ook lui.”
Het is ook een kwestie van emancipatie. Ouderen en invaliden werden steeds meer in de samenleving gehuisvest, in plaats van op een aparte plek. “Toen Mies Bouwman Het Dorp opende voor invaliden, was het alweer achterhaald. Je moest juist weer de buurt in!” Datzelfde gold ook voor druggebruikers, die nu met de MDHG een stem hadden.
Spuitenruil
Praten, achterhalen wat er speelt in de wijken, dat wordt het belangrijkste wapen van de bond. “Johan zei altijd: waar de slang is, daar is ook het tegengif.”
Zo is het vaste ‘rondje stad’ op donderdagavond bij Riemens thuis aan de Binnenkant altijd een afgeladen bedoening. Gebruikers en buurtbewoners wisselen er ervaringen uit, op voorwaarde dat het constructief blijf; De Loor laat niemand uitpraten die met een zielig verhaal komt. Het blijkt een goudmijn van informatie, rechtstreeks van de straat.
“Een keer klaagde een buurtbewoner over of gebruikers die naalden niet ergens anders konden laten dan in de zandbak. Waarna een gebruiker riep dat dan maar de heroïne vrijgegeven moet worden.” Daags na die bijeenkomst ging de MDHG nadenken over de gebruikte spuiten. Waar laat je die dingen?
Als proefballonnetje gaat een vrijwilliger bij Henny Rasker, een apotheker op de Geldersekade, spuiten ruilen: een gebruikte naald voor een nieuwe. Dan hoeven verslaafden ook geen naalden te delen, wat de verspreiding van geelzucht en later aids tegengaat.
Het spuitenruilspreekuur bij Rasker blijkt een enorm succes. Althans, voor de gebruikers. De reguliere klanten van de apotheek blijven namelijk thuis, wegens die nieuwe toeloop. “Dus dat werd overgeheveld naar de MDHG.” Tienduizenden vieze naalden zijn zo ingeleverd voor schone.
Onomstreden was het project niet. “Er werd gedacht dat men aan de dope ging door de spuitenruil.” zegt De Loor, “Maar als jij ondanks de aids blijft doorspuiten en naalden deelt, moet je toch iets doen.”
Meer ideeën zijn zo gelanceerd. Neem de beschikbaarheid van naloxon, een middel dat bij een overdosis direct toegediend moet worden. Tijdens zo’n rondje stad bleek dat ambulancebroeders het spul niet op de wagen hadden. “Gebruikers hoorden ze op de Spoedeisende Hulp mopperen: ’Godverdomme, kunnen we niet gelijk een spuit in de reet van die junk douwen?’ De kans dat iemand overlijdt door een overdosis neemt zo met 90 procent af. Hebben we twaalf jaar voor geknokt.”
En de medicinale verstrekking van heroïne, die een paar jaar geleden werd doorgevoerd? De MDHG bedacht dat al in de jaren zeventig.
Vriendenopvang
De gedachte dat de oplossingen in de samenleving liggen, is nog steeds springlevend binnen de MDHG. Lahey noemt de vriendenopvang, een eenvoudig idee met verstrekkende gevolgen. “Als je dakloos wordt, vraag je een daklozenuitkering aan, maar daar moet je voor gecontroleerd worden. Dan geef je aan in dat je in het Vondelpark slaapt, bij struik nummer tien. Letterlijk.”
Alleen: wie net op dakloos is geworden, heeft vaak nog vrienden die een bank en een slaapzak hebben. Een prima tijdelijke opvang, maar als die vriend een uitkering heeft, leidt het opgeven van datzelfde adres voor een daklozenuitkering tot een korting op zijn uitkering, of de huurtoeslag. “Dus dan krijg je dat iemand die gewoon bij een vriend kan slapen, alsnog in de opvang gaat.” In overleg met de afdeling Werk, Participatie en Inkomen van de gemeente werd een uitzondering voor dergelijke gevallen bedongen. Bijkomend voordeel: de uitzondering leidt tot minder druk op de toch al volle opvang.
Voor en door hbo-plus
Het is een innovatie die de klassieke gedachte van de MDHG uitdraagt, maar ook symbolisch is voor een meer recente ontwikkeling: de D van druggebruikers lijkt steeds vaker te slaan op de D van daklozen. Lahey: “De mensen op de Zeedijkscene waren óók dak- en thuisloos, maar er was tevens sprake van heroïnegebruik. Toen was dat duidelijk zichtbaar als doelgroep. Het is nu diffuser.”
De MDHG blijkt nu steeds meer een gidsrol te vervullen voor mensen die net op straat komen en met het complexe systeem van hulpverlening te maken krijgen. Lahey: “Ze kunnen niet goed meedraaien in een maatschappij die is gemaakt vóór hbo-plus, dóór hbo-plus. Ze komen tussen wal en schip; zie ons maar als het gebied daartussen.” En ze zijn welkom, ondanks die naam: “We gaan echt geen drugstesten uitvoeren om te zien of iemand in aanmerking komt.”
Welke kant het nu op moet een Junkiebond die eigenlijk voor veel meer mensen is, moet nog blijken. “Onze bezoekcijfers zijn in zeven jaar tijd verdubbeld,” zegt Lahey, “en de bezoekers vertellen ons wat er gebeurt op straat. Als je dan gaat definiëren dat de MDHG voor specifieke groepen is, kun je veel dingen niet signaleren.” En dat is nu juist de kracht van de bond; dat gebied tussen wal en schip in de gaten houden, juist doordat iedereen kan aanbellen.
Voor De Loor is die functie essentieel om de drugsmarkten in de gaten te houden. Liefst zou hij een aparte denktank zien waarbij vanuit verschillende organisaties die informatie wordt samengebracht brengen. En dat onafhankelijk van instellingen die door de overheid worden gefinancierd. “Anders krijg je wat er bij het WODC is gebeurd.” Een organisatie die blijft opkomen voor de meest kwetsbaren, blijft daarnaast ook nog steeds nodig, zoals de MDHG. “Ik heb daar diep respect voor.” Alleen: die naam. “De drugs werken stigmatiserend, dat moet eruit.”
Lahey: “Toen August en Johan 40 jaar geleden begonnen, zat er een principe achter: dit is de groep die door iedereen uitgekotst wordt, en zij gaven er een stem aan. Dat vind ik nog steeds in de organisatie hier zitten. De mensen die hier komen, zien wij als mens.”