In Lock Down logboek nr 4 staat de brief van de voorzitter van de Amsterdamse coffeeshopbond ( BCD) aan de minister van Zorg met een pleidooi van dat coffeeshops eerder dan de door de regering geplande datum van 1 September hun horecafunctie weer kunnen starten. Op 10 juni heeft de minister geantwoord met dat de regering geenszins van plan is om dit te honoreren en dat zonder ook maar een enkel motief.
Klik hier om de brief in te zien
Hierbij mijn commentaar op deze brief, een commentaar deels afkomstig uit mijn reactie aan het bestuur van de BCD hoe zij op de brief van de minister zouden moeten reageren.
De brief van de minister als antwoord op die van de BCD brief beschrijft in feite alleen maar de reguliere procedures en aanleidingen waarop de maatregelen van de Lock Down versoepeld worden. Het is een beschrijving die de laatste maanden tot de standaard uitleg van de voorlichtingsafdeling van de regering gerekend kan worden. Het is zodoende ronduit beledigend hoe de minister zich zo nietszeggend tot de coffeeshopbranche richt ( n.b. en dan nog ook een minister van de PvdA!)
De minister geeft geen enkele toelichting waarom de horecafunctie van de coffeeshops pas weer open mag per 1 september en wat de aanleiding is om coffeeshops anders te behandelen dan de reguliere horecagelegenheden.
Met als reden van; “ik zie geen aanleiding om extra openingen toe te staan” sluit hij zijn brief af waarmee hij in feite de coffeeshopbranche als een volstrekt geïsoleerd fenomeen wegzet terwijl hij eerder in zijn brief tot twee keer toe de coffeeshops een horecafunctie toedicht, wat hem de “plicht” geeft om toe te lichten waarom hij de coffeeshops niet overeenkomstig behandeld als cafés, restaurants die al op 1 juni open mochten.
Maar het antwoord van de minister is ook in een ander opzicht verbijsterend. Zonder volledig inzicht in de correspondentie van bijvoorbeeld de sportscholen, wellness centra, de kermisexploitanten overstijgen de argumenten van de coffeeshopbranche voor het versoepelen van de Lock Down maatregelen voor haar sector verre haar eigen directe commerciële belang. De argumenten die de BCD de minister aanreikt betreffen zowel de (hoofd)doelstellingen van het Nederlandse drugsbeleid, jeugddrugspreventiebeleid als het openbare ordebeleid. Als de minister wel bovengenoemde sectoren uitnodigt voor overleg en de coffeeshopbranche volstrekt negeert is dit niet alleen nadelig voor het desbetreffende onderwerp maar ook uitermate verontrustend hoe het Nederlandse softdrugs- en coffeeshopbeleid zich verder zal ontwikkelen onder een regering als deze. En dat die zorg zeer reëel is moge duidelijk zijn dat Premier Rutte bij de persconferentie op 6 mei over de versoepeling van de Lock Down maatregelen de coffeeshopbranche zelfs geen ENKELE keer genoemd heeft.
Even zorgelijk is dat ook de media, de verantwoordelijke instanties voor het Nederlandse drugsbeleid dit zonder enige reactie laten passeren, een indicatie in hoeverre de coffeeshopbranche nog op politiek/bestuurlijk/maatschappelijk draagvlak kan rekenen.